Tekst Ruben Murk

Als opgroeiend kind rende ze in Paramaribo bij een aanrijding de drukke straat op om de ambulancebroeders te vragen of ze de gewonde mensen mocht helpen beter maken. En als medisch student groeide tijdens de SLM-vliegramp in 1989 haar belangstelling voor de identificatie van slachtoffers. Inmiddels is ze 12 jaar forensisch-patholoog bij het NFI. “Alles wat God verboden heeft, zie ik voorbijkomen.”

"In mijn werk kan ik een overleden kindje niet meer redden. Maar ik kan met mijn rapport wel behoeden dat andere kinderen dit overkomt."

Vidija Soerdjbalie praat gedreven over haar werk. De forensisch-patholoog heeft zich gespecialiseerd in secties op kinderen. Emotioneel zwaar werk, dat vaak veel bewondering oproept. “Ik ben geen robot, ik ben een mens. Ik weet dat het ernstig is wat iemand is aangedaan, maar ik heb daar geen last van”, zegt ze daarover. En over forensische kinderpathologie: “Ik wil inzicht krijgen in wat een kind is aangedaan. Ik zie het zo: de baby zie ik als lichaam dat ik moet onderzoeken om de waarheid te vertellen wat het kind is overkomen.”

De forensisch-patholoog laat een korte stilte vallen en vervolgt. “In mijn werk kan ik een overleden kindje niet meer redden. Maar ik kan met mijn rapport wel behoeden dat andere kinderen dit overkomt. Bijvoorbeeld bij fatale kindermishandeling. Op grond van mijn rapport en andere onderzoeken kan worden besloten om eventuele broertjes en zusjes uit huis te plaatsen. Ik houd ontzettend veel van kinderen. Ze zijn heel kwetsbaar en kunnen over veel zaken nog niet zelf beslissen.”

Onderzoek vliegramp als leerschool

Soerdjbalie groeide op in Paramaribo, waar haar vader een kledingwinkel runde. “Dat is een drukke stad. Bij een aanrijding rende ik de straat op. Ik zocht de ambulance en vroeg of ik kon helpen mensen beter te maken. Het zat gewoon in me. Van kleins af aan was ik al een soort dokter.”

In 1989 – Soerdjbalie is dan student Geneeskunde - voltrekt zich de grootste vliegramp uit de Surinaamse geschiedenis. Bijna 180 mensen vinden de dood. “De lichamen lagen voor identificatie opgeslagen in de faculteitsgebouwen. Ik was eerstejaarsstudent en kon meekijken met de identificatie. Ik vond dat zo interessant; hoe een oorbelletje of tatoeage tot een identificatie kon leiden. Of een klein onderdeel van het lichaam en hoe deskundigen van daaruit werken naar een jongen, meisje, man of vrouw. Hoe klein het spoor ook, men komt er toch achter. Ik heb toen ook gekeken of ik het werk aan kon; zoveel dode lichamen in een gebouw. Dat moet je wel aankunnen.”

"Diep in mijn hart had ik mijn vakantie willen opgeven, maar het is belangrijk om tijdens de vakantie te ontlasten. Je hoofd weer op nul te zetten.”

Nooit meer iets anders

De politieke situatie in Suriname dwingt Soerdjbalie om haar studie in Nederland af te maken (“De universiteit was gesloten”). Bij het Erasmus MC promoveert ze op haar onderzoek naar prostaatkanker. Maar voor haar staat vast dat ze pathologie wil doen (“en ik wil nooit meer iets anders”).

Ze gaat in 2005 aan de slag als forensisch-patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut. “Het is belangrijk om een balans te vinden tussen werk en privé. Een dag na de ramp met MH17 ging ik op vakantie. Diep in mijn hart had ik mijn vakantie willen opgeven, maar het is belangrijk om tijdens de vakantie te ontlasten. Je hoofd weer op nul te zetten.”

Want hoewel ze het werk goed van zich kan afzetten, realiseert ze zich maar al te goed dat ze geen robot is. “Ik ben ook maar een mens en heb ook gevoelens. Ik hoor wel eens dat mensen jarenlang een emotioneel belastend beroep uitoefenen en dat ze van de een op de andere dag het gevoel krijgen dat ze het werk nooit meer willen doen. Ik weet niet of die dag voor mij ooit zal komen. Ik hoop het niet, maar ik ben ook geen robot. Dan moet ik misschien een switch maken en daar sta ik ook voor open.”

“Ik zie alles voorbijkomen wat God verboden heeft. Maar als ik bij het NFI de deur passeer dan lijkt het alsof ik iets achterlaat.”

Leed

Ze vervolgt: “Ik zie alles voorbijkomen wat God verboden heeft. Maar als ik bij het NFI de deur passeer dan lijkt het alsof ik iets achterlaat.” Soerdjbalie laat zich inhoudelijk niet uit over zaken die haar zijn bijgebleven, maar toch staat ze even stil bij het grote contrast in haar werk en haar privé leven. Soms kom dat samen op het NFI, zoals die ene keer dat ze met collega’s en haar gezin Sinterklaas vierde. 

“Dat is bij het NFI heel groot. Het was echt een groot feest, je zag kinderen lachen. Echt alleen maar vreugde. In de middag was een sectie ingepland en ik had ook dienst. Ik nam afscheid van mijn man en drie kinderen en liep de sectiekamer in. Daar zag ik precies het tegenovergestelde. Op de tafel lag een mishandeld kind. Gestompt en geschud tot de dood aan toe. Op dat moment stond ik even stil. Dat contrast was voor mij zo groot. Dat is mij altijd bijgebleven.”