Tekst Meike Willebrands

Na 11 jaar NFI, waagt forensisch statisticus Reinoud Stoel (46) de overstap naar het CBS. Stoel heeft het afgelopen decennium zijn stempel gedrukt op het instituut. Hij heeft zich vooral hard gemaakt voor meer aandacht voor ‘the human factor’, de menselijke schakel in zaakonderzoek. Zijn liefde voor statistiek en psychologie heeft de nodige ontwikkelingen in gang gezet. Een afscheidsinterview.

Stoel verruilde in 2008 ‘een droombaan’ als universitair docent methodenleer en statistiek aan de UvA voor het NFI. Hoewel de meesten een moord zouden doen voor die baan, zag Stoel zichzelf niet oud worden op de universiteit. “Ik voelde dat ik ver van de maatschappij afstond en wilde meer impact zien van mijn werk. Niet alleen wetenschappelijk, maar juist ook op de maatschappij. Ik zat letterlijk in mijn ivoren torenkamertje op de hoogste verdieping van de universiteit”, grapt hij.

Belangrijke ontwikkeling

Bij het NFI hoopte hij die maatschappelijke impact te bereiken als forensisch statisticus. Als Stoel bij het NFI begint, staat het instituut aan de wieg van een belangrijke ontwikkeling voor het forensisch onderzoek: de invoering van het ‘Bayesiaans rapporteren’. De likelihood ratio benadering, zoals hij het liever noemt, is de manier waarop deskundigen van het NFI rapporteren in zaakonderzoek. Bij de invoering speelt het statistiekteam, waar Stoel dan onderdeel van uitmaakt, een belangrijke rol.

Niet alleen het NFI gaat volgens de likelihood ratio rapporteren, het is de start van een wereldwijde ontwikkeling binnen de forensische wetenschap. In de kern houdt deze wijze van rapporteren in dat deskundigen in hun rapportages iets zeggen over de bewijskracht. Wat zeggen de bevindingen van het sporenonderzoek over de hypotheses die relevant zijn in de zaak? Stoel komt met een voorbeeld: “Hoe waarschijnlijk zijn overeenkomsten tussen een vingerspoor en een referentieafdruk als de verdachte de donor van het spoor is versus de hypothese dat iemand anders de donor is? De deskundige zegt niet iets over hoe waarschijnlijk het is dat de verdachte de donor is. Dat is aan de rechter.”

“Ik vind de materie zelf ook complex en probeer het daarom in mijn hoofd simpel te houden. Dat helpt om het goed over te brengen”

Begrijpelijke statistiek

Aan Stoel de taak om onderwijs te geven over deze nieuwe manier van rapporteren. Zowel binnen het instituut als aan politie, OM en rechters. Die rol zat hem als gegoten. De wetenschapper bezit naar eigen zeggen de kwaliteit om simpel uit te leggen wat forensische statistiek inhoudt. “Ik vind de materie zelf ook complex en probeer het daarom in mijn hoofd simpel te houden. Dat lijkt te helpen om het goed over te brengen.”

Stoel heeft in zijn jaren bij het NFI ook veel advies gegeven in zaakonderzoek en in onderzoeksprojecten. Hij hielp collega’s bij het formuleren van hypotheses, het opzetten van experimenten en bij de data-analyse. Hij werkte met veel verschillende deskundigheidsgebieden samen en was  betrokken bij allerlei zaken. “Zeer interessant”, vat Stoel de jaren samen. “Van het verwoorden van hypotheses in een schoenspooronderzoek tot aan het bepalen hoe groot de kans is dat iemand meerdere keren 15.000 euro in een casino wint met pokeren. Een veelgehoord verweer in witwaszaken.”

Psycholoog

Ook werd de psycholoog in Stoel wakker bij het NFI. Hij zag dat door de meer bèta-wetenschappelijke oriëntatie van de forensische wetenschap, ‘the human factor’ te weinig aandacht kreeg in zaakonderzoek. Stoel heeft zich de afgelopen tien jaar hard gemaakt om daar verandering in te brengen. Hij is ambassadeur geweest voor het belang van ‘contextinformatiemanagement’. Een onderzoeker moet de juiste hoeveelheid informatie hebben, niet te weinig, maar zeker ook niet te veel. “Hij moet immers met een onbevooroordeelde blik naar het bewijs kijken”,  legt Stoel uit. “Om bias te voorkomen, is het belangrijk dat forensisch onderzoekers alleen die informatie over een misdrijf krijgen die strikt noodzakelijk is voor het onderzoek. Irrelevante en sturende contextinformatie wil je zo veel mogelijk beperken.” 

Hij komt met een voorbeeld. “Stel je hebt een vingerspoor en vingerafdruk als vergelijkingsmateriaal. Het is dan belangrijk dat je eerst het spoor beoordeelt, zonder dat je kennis hebt van het vergelijkingsmateriaal. Dat kan beïnvloeden wat je ziet in het vingerspoor. Bij de vergelijkingsfase, wordt de referentieafdruk wel weer relevant.”

Stoel heeft samen met andere deskundigen goede stappen gezet op dit terrein. Toch was er weleens weerstand, bijvoorbeeld omdat een onderzoek hierdoor soms meer tijd kost. “Wetenschappers zijn mensen en ons brein werkt nu eenmaal op een bepaalde manier”, benadrukt Stoel. “Daarom is een goede afweging  tussen nut en noodzaak van belang en dat is best lastig”. Bij het NFI heeft hij onder meer samen met het vooruitstrevende deskundigheidsgebied Wapens en Werktuigen veel bereikt in het minimaliseren van bias.

“Het is belangrijk dat forensisch onderzoekers alleen informatie krijgen over een misdrijf die strikt noodzakelijk is”

Stappen zetten

Van een wetenschapper mag je verwachten dat die continu bezig is om zijn methoden op alle vlakken te verbeteren, vindt Stoel. Hij ziet echter wereldwijd dat de forensische wereld het moeilijk vindt om tijd te stoppen in meer methodologische verbeteringen en innovaties die niet direct het werk lijken te verbeteren, maar wel de wetenschappelijke basis beter maken. “Het tij begint te keren internationaal gezien. Op het NFI doen we het al best heel goed hoor”, zegt hij. “In de afgelopen drie jaar ben ik acht keer in VS geweest. Ik heb daar met deskundigen en andere wetenschappers uit verschillende landen gewerkt aan een document over the human factor. Daardoor heb ik een goed beeld gekregen van hoe een en ander internationaal gaat. In Nederland is het forensisch onderzoek van een hoog niveau. Mede door de tijd die wij stoppen in onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Ik zou graag zien dat we die voorsprong behouden."

Kracht van zwak bewijs

Een les die de statisticus na zijn vertrek nog wil meegeven is wat hij de kracht zwak bewijs noemt. Ook zwak bewijs, dat wil zeggen bewijs met een lage bewijskracht, kan van grote waarde zijn in een zaak. Stoel ziet vaak de behoefte om tot grote bewijskracht te komen per afzonderlijk onderzoek. “Ik hoorde iemand van de politie eens spreken over de ‘inflatie van de bewijskracht’, dat vond ik treffend.” Bij het deskundigheidsgebied DNA bijvoorbeeld kan de likelihood ratio groter dan één miljard zijn. Dat is ontzettend sterk, waarschijnlijk sterker dan wat nodig is om een beslissing te kunnen nemen. Bovendien is eén miljard volgens hem cognitief bijna niet te bevatten. “Er is natuurlijk niets mis met sterk bewijs, maar als je kijkt naar wat rechters nodig zouden moeten hebben om een beslissing te kunnen nemen, zou die bewijskracht helemaal niet zo hoog hoeven te zijn. Deskundigen stoppen veel werk  in het uiterste uit bewijs halen, terwijl je je kunt afvragen of dat in alle zaken wel nodig is. Zeker als het gaat om het combineren van bewijs. ”

In zijn ogen zou het NFI meer samen met politie en OM na kunnen denken over wat nodig is in een zaak. “Als je één bewijsstuk in een grote zaak hebt, moet je natuurlijk alles opentrekken. Maar als het OM veel bewijs in een zaak heeft, zou een indicatief onderzoek misschien al voldoende zijn.  Als je niet in elke zaak tot het gaatje gaat, kun je in meer zaken iets toevoegen.”

Reinoud Stoel in gesprek met toenmalig officier van justitie Greetje Bos over het casinoverweer (2016, InZicht).

CBS

Stoel begint 2 januari bij het CBS Den Haag als Hoofd Methodologie. In die functie komt zijn inhoudelijke kennis, ervaring en expertise als teamleider goed van pas. Stoel heeft veel zin in zijn nieuwe functie. “Het is voor een statisticus natuurlijk prachtig om voor een organisatie te mogen werken waar statistiek de kerntaak is."

De statisticus kan kort zijn over wat hij het meest zal gaan missen aan het NFI. “Het werken met de gemotiveerde wetenschappers van zoveel verschillende deskundigheidsgebieden. Geen dag was hetzelfde.” De maatschappelijke impact waar hij naar zocht, heeft hij bij het instituut gevonden. Zeker bij het begrijpelijk maken van statistiek was hij van grote waarde.

Hij is ervan overtuigd dat het instituut met de nieuwe directie en het persoonlijk leiderschap van alle medewerkers snel weer tot de bloei kan komen die het verdient. En dat de onrust tot het verleden behoort. Stoel noemt het NFI een prachtig instituut. “Dat moet het blijven.” “En”, besluit hij lachend, “houd vooral de human factor in de gaten.”