Tekst Christel van der Meer

“Niemand mag onbekend in een graf liggen”, daar is DNA-verwantschapsdeskundige Charissa van Kooten van overtuigd. Toch liggen in Nederland tussen 200 en 500 mensen naamloos in een graf. Van Kooten zet alles op alles om samen met de politie en defensie onbekende doden hun naam terug te geven. In 2020 lukte dat opvallend goed: niet eerder kregen zo veel onbekende doden, soms na tientallen jaren, eindelijk een naam. “We geven nooit op”, zegt Carina van Leeuwen, die zich als forensisch rechercheur van het cold case team in Amsterdam al jaren inzet voor onbekende doden.

Charissa van Kooten
Carina van Leeuwen / Foto: Yasmin Tan

Het koppelen van een naam aan een overleden persoon is soms een proces van de lange adem. Een hele lange adem, zoals bij de man die op 6 oktober 1995 werd gevonden in een zelf gefabriceerde tent langs de A10 bij Amsterdam. Pas na 25 jaar werd duidelijk dat het om een man ging die al sinds 1970 werd vermist en een zwervend bestaan leed. Ook bij Tweede Wereldoorlogslachtoffers of botresten die op het strand aanspoelen, kan het jaren duren voor er een match is tussen onbekende dode en bijvoorbeeld een nabestaande. Zo werd dankzij DNA-onderzoek eind 2020 bekend dat de man die vlak na de Tweede Wereldoorlog aanspoelde in het Groningse dorp Uithuizermeeden, de Nederlander Henk Gritter was. Na 75 jaar was daar eindelijk zekerheid voor de familie over zijn lot.

Binnen een week duidelijkheid

Veel sneller gaat het bij de zogeheten DNA-spoedidentificatie van een recent overleden persoon, waarbij de politie vermoedt om wie het gaat. “Als een persoon al een tijdje dood in huis ligt, is deze niet altijd meer herkenbaar. De kans is groot dat het om de bewoner gaat, maar met een DNA-onderzoek kunnen we dat ook bevestigen”, legt Van Kooten uit. Ze neemt dan DNA van de overleden persoon en vergelijkt dat met DNA van een familielid. Binnen een week is vaak duidelijk wie de overleden persoon was. Het NFI deed in 2020 zo’n zeventig spoedidentificaties, een record aantal.

Voor de zaken waarbij geen vermoeden bestaat wie de overledene is, gebruikt Van Kooten de Nederlandse DNA-databank voor Vermiste Personen (DVP). Deze databank bestaat sinds 2008 en hierin zitten DNA-profielen van vermiste personen en profielen van familieleden van vermiste personen, maar ook de DNA-profielen van lichamen of lichaamsdelen van onbekende doden. Soms is een lichaam niet compleet en duikt later nog een lichaamsdeel op.

DNA-databank voor Vermiste Personen

  • De DNA-databank voor Vermiste Personen (DVP) is eigendom van de Nationale Politie maar in het beheer van het NFI.
  • Er zitten bijna 3500 DNA-profielen in de DVP.
  • In de databank zitten meer dan 1700 profielen van kinderen, ouders, broers en zussen van vermisten.
  • Verder telt de DVP zo'n 1200 profielen van onbekende doden. Hier zitten ook profielen bij van mensen die in het buitenland zijn aangetroffen.
  • Ruim 500 profielen zijn van vermiste personen.

Voordat een DNA-profiel ook maar mogelijk gematcht kan worden met een profiel in de DVP, moet Van Kooten wel genoeg DNA vinden om überhaupt een profiel van te kunnen maken. “Sommige botten zijn heel oud, dan is het vaak lastig om een DNA-profiel te vervaardigen”, legt ze uit. “Aangespoelde botten zijn vaak flink aangetast, dat bemoeilijkt het proces. Je haalt nu eenmaal makkelijker DNA uit lichaamsmateriaal van een recent overleden persoon.” Soms vindt ze wel wat DNA, maar is het niet genoeg voor een profiel. “Gelukkig verbeteren de technieken steeds meer. Hierdoor kunnen we soms jaren later uit hetzelfde bot alsnog een DNA-profiel krijgen.”

Melktandjes van kinderen

Doordat de wetenschap zich steeds verder ontwikkelt, kijk Van Kooten regelmatig opnieuw met nieuwe inzichten en technieken naar oude zaken. Bijvoorbeeld bij een vermissingzaak van een kind. “Soms hebben ouders na al die jaren alleen nog de melktandjes van hun kinderen. Daar haalden we in het verleden DNA uit door de tandjes te vermalen”, schetst Van Kooten. Maar daarmee was de enige tastbare herinnering aan hun kind verloren. Kon dat niet anders, vroeg ze zich af. “We kwamen erachter dat in het holle gedeelte van die tanden nog genoeg opgedroogd slijm, weefsel en bloed zitten om een DNA-profiel van te maken. Zo blijven die tandjes heel. Ik vind het fijn om op die manier met die ouders mee te denken, zodat ze toch nog iets tastbaars hebben.”

Tanden of kiezen hoeven niet altijd vermalen te worden om een goed DNA-profiel te krijgen.

Als Van Kooten een DNA-profiel heeft, zijn er twee wegen om te bewandelen en daarbij staat de vraag centraal of de persoon om het leven kwam door een misdrijf of niet. Is er geen sprake van een misdrijf dan gaat het DNA-profiel eerst door DVP. Levert dat niets op dan wordt het profiel opgenomen in de databank van vermiste personen van Interpol, in Lyon. “Is er weer geen match, dan mogen we het profiel één keer vergelijken met DNA-profielen van veroordeelde en verdachten in de DNA-databank voor strafzaken”, legt ze uit. Gaat het trouwens wél om een misdrijf, dan wordt het DNA-profiel opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken. Ook gaat het DNA-profiel van deze onbekende dode dan automatisch ’s nachts door 25 andere Europese DNA-databanken voor strafzaken.

Kaak bewaard

Terug naar het lichaam van de onbekende dode in het tentje langs de A10. Het lichaam werd ruim 25 jaar geleden gevonden en in die tijd waren nog geen duidelijke afspraken over het registreren van onbekende doden. Dat kwam later pas, in 2010. “Sindsdien wordt bij elke ongeïdentificeerde dode DNA afgenomen, zodat we dit later eventueel kunnen matchen aan iemand in de databank voor vermiste personen”, legt Van Kooten uit. Van deze man is toentertijd de kaak uitgenomen voor onderzoek en deze is bewaard gebleven. Maar dat bleek niet direct de kans op succes voor een DNA-profiel te vergroten.

Zoeken naar DNA op een kaak (niet de kaak van de onbekende dode)

“Zo’n tien jaar geleden heb ik geprobeerd om DNA uit de kaak te halen, maar de kwaliteit van het bot was zo slecht dat het niet lukte”, vertelt ze. Maar dat betekent niet dat de zaak daarmee klaar is en aan de kant wordt geschoven. Carina van Leeuwen blijft als forensisch rechercheur in cold cases trekken aan dit soort zaken. “Ik zorg altijd dat ik contact houd met Charissa, want als de technieken verbeteren, ís er een kans dat het ineens wel lukt om een DNA-profiel te krijgen.” De wetenschap had op dat vlak inderdaad niet stilgestaan, maar het bleek ook in 2020 niet genoeg voor een DNA-profiel dat geschikt was voor opname in de DVP.

“Met veel pijn en moeite kreeg ik het afgelopen jaar wel een aantal kenmerken van het DNA tevoorschijn. Maar dit was te weinig om het als DNA-profiel definitief op te nemen in de databank”, vertelt de DNA-deskundige. Een profiel moet aan een minimaal aantal eisen en kenmerken voldoen voordat het in het DNA-databank voor Vermiste Personen mag worden opgenomen. Wel is het mogelijk om eenmalig deze databank te doorzoeken.

Toevalstreffer?

“Een van de resultaten verwees naar een dochter die op zoek was naar haar vader die al sinds 1970 vermist was”, vertelt Van Kooten. Ze is niet meteen enthousiast, want er zat heel veel tijd tussen de vermissing in 1970 en het jaar waarin hij gevonden is, 1995. Toch wijst ze het resultaat ook niet af. “Ik dacht eigenlijk dat het niets zou worden. Maar omdat ik niet alle informatie van deze zaak had, wilde ik deze mogelijkheid niet meteen van tafel vegen. Het zou natuurlijk zomaar een toevalstreffer kunnen zijn.”

“Soms moet je jaren wachten, maar het loont om door te blijven zetten"

Als ze zich met haar informatie meldt bij Carina van Leeuwen, die aan deze zaak verbonden is, gaat het balletje rollen. Het blijkt dat het onderzoek naar deze onbekende dode verder kan dankzij de resultaten van Van Kooten. “Charissa heeft echt topwerk geleverd”, vertelt Van Leeuwen enthousiast. “Uiteindelijk werd ook van een broer DNA afgenomen, waardoor duidelijk werd dat de gevonden man in het tentje inderdaad hun vader was.” Daarmee heeft deze dode na 25 jaar een naam: Henk. “Soms moet je jaren wachten, maar je ziet dat het loont om door te blijven zetten en alle technieken uit de kast te halen”, zegt Van Kooten trots.

In Nederland liggen zo’n 200 tot 500 ongeïdentificeerde doden in een graf. Van Leeuwen kan dat aantal maar moeilijk bevatten. “We weten gewoon niet precies hoeveel doden geen naam hebben. Maar wij doen er alles aan om deze doden wél een naam te geven.” Van Kooten deelt die missie: “De aanhouder wint. Je moet nooit opgeven.”