Tekst Meike Willebrands

“Omdat we steeds gevoeliger kunnen meten, halen we uit minimale sporen meer informatie dan ooit. Maar dat brengt ook mee dat de link tussen dergelijke sporen en een misdrijf niet altijd meer zo helder is. Daarom willen we meer kennis over: hoe gedragen sporen zich?”, stelt Bas Kokshoorn, DNA-deskundige en Principal Scientist bij het NFI. Met die vraag gaat de kersverse lector aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) de komende vijf jaar aan de slag. Hij doet dit samen met studenten Forensisch Onderzoek van de faculteit Techniek voor het nieuwe lectoraat ‘De dynamiek van forensische sporen’.

Als Principal Scientist bewaakt Kokshoorn de kwaliteit van het forensisch onderzoek bij het NFI en vertaalt dat naar de breedte van het instituut. Daarmee is hij de verbindende kracht tussen de uiteenlopende deskundigheidsgebieden van het NFI. Als DNA-deskundige rapporteert Kokshoorn sinds 2013 op ‘activiteitniveau’. Die vraag neemt steeds meer toe in strafzaken. Zeker bij DNA wordt vaak niet meer betwist van wie een spoor afkomstig is (bronniveau), maar wel hóe het DNA op een plaats delict (PD), lichaam of voorwerp terecht is gekomen (activiteitniveau).

“Wat gebeurt er als ik handen schud met een persoon en daarna dat mes gebruik? Vind je die ander dan ook terug op dat mes?"

Multidisciplinair onderzoek

Die ontwikkeling vraagt om meer kennis. “Het beperkt zich niet tot DNA. Als ik de vraag krijg wat een DNA-spoor in de context van een zaak kan betekenen, en ik vraag door, blijken er ook regelmatig dactysporen (vingersporen) op hetzelfde stuk tape of mes te zitten en komen de collega’s van Vingersporen in beeld. Je komt dus al snel in een multidisciplinair onderzoek terecht als je forensische vragen op activiteitniveau op een goede manier wil beantwoorden”, laat Kokshoorn weten.

Kokshoorn wil daarom meer leren over wat de andere disciplines te bieden hebben. Zelf denkt hij ook dat hij anderen iets kan leren met zijn achtergrond. De reden dat hij in de rol van Principal Scientist stapte. Hij merkte in zijn eigen onderzoeken, maar ook NFI breed, dat deskundigen behoefte hebben aan meer kennis over wat verschillende sporen doen in de dynamiek van een handeling. Daar wil hij met de HvA-studenten onderzoek naar gaan doen.

Kleine sporen

Door de technologische vooruitgang die het NFI steeds opnieuw bereikt, is het mogelijk om steeds gevoeliger te meten. Dat roept om meer kennis over wat minuscule sporen verraden over een misdrijf of juist niet. “Veel NFI-disciplines duiken de diepte in met nieuwe apparaten of nieuwe methoden. We halen steeds meer informatie uit een steeds kleiner spoor. Bij Schotresten, DNA, eigenlijk overal. Dat is van meerwaarde in de opsporingsfase, het kan de politie immers richting geven. Maar, wat vertelt het nou als je een klein beetje DNA van iemand vindt en ook van drie andere personen? Wat zeggen die sporen over de handelingen die hebben plaatsgevonden en over het misdrijf dat is gepleegd?” Allemaal vragen die om een wetenschappelijke onderbouwing vragen.

Wat vind je op een mes?

Zo zijn er wel al studies bekend over het gedrag van verschillende type sporen. Kokshoorn vertelt dat er veel onderzoek is gedaan met messen die ergens in gestoken worden om vervolgens te bekijken of en hoeveel DNA je terugvindt op zo’n mes. “Wat gebeurt er als ik handen schud met een persoon en daarna dat mes gebruik? Vind je die ander dan ook terug? Erg interessante onderzoeken, maar bij zo’n studie wordt bijvoorbeeld niet gekeken wat je dan aan vingersporen of vezels terugvindt.”

DNA-onderzoek aan een mes.

De combinatie van sporen, zoals dus DNA met vingersporen of vezels, en wat die vertellen, is een belangrijk aspect dat hij wil onderzoeken binnen dit lectoraat. “Als in een zaak een mes is gevonden met zowel DNA- als vingersporen, is het ook interessant om te weten wat die combinatie je vertelt. In welke mate versterken de verschillende sporen elkaar? Of zegt het feit dat je DNA aantreft bijvoorbeeld ook al iets over de kans dat je vingersporen gaat aantreffen of andersom?”, vraagt Kokshoorn zich af.

Dagelijkse omstandigheden

Niet alleen op bewijsstukken vind je sporen, ook op een PD vind je vaak veel DNA. Het gros daarvan heeft niks met het delict te maken, en een klein deel (mogelijk) wel. Een PD is na een misdrijf een PD geworden, maar daarvoor is daar ook van alles gebeurd. Denk aan je eigen woning: je leeft daar, krijgt vrienden en familie op bezoek. Die laten DNA-sporen achter, maar ook andere sporen zoals vezels en glassporen die ze meenemen van buiten. Wat Kokshoorn daarom ook met de studenten wil bekijken, is wat je in de dagelijkse omstandigheden op zo’n locatie vindt. Wat vertellen een paar glas- of vezeldeeltjes of juist de combinatie daarvan? Wat maakt een PD nou eigenlijk afwijkend? Dat wil hij met de studenten in kaart brengen.

Maar, dit alles betekent ook iets voor de voorkant van het proces: de politiemensen die op de PD staan. “Die werken met enorme kennis en ervaring, maar toch is het vinden van kleine sporen niet eenvoudig. Je ziet ze namelijk niet. De kennis over hoe sporen zich bewegen is daarom cruciaal om de delictgerelateerde sporen te vinden. Voor de HvA-studenten die na hun studie op de PD staan én voor de huidige professionals.”

De forensisch onderzoekers weten zelf het beste waar ze behoefte aan hebben, welke kennis ontbreekt. Kokshoorn weet op zijn beurt waar het NFI haar kennis wil vergroten. “Daar wil ik een brug slaan. Iedereen voelt deze ontwikkeling en het bijkomende belang van kennis over de dynamiek van sporen”, meent hij. “We moeten met elkaar klaar staan voor de forensische vraag van morgen.”

Kokshoorn wil als bijzonder lector graag een rol spelen bij het vertalen van wetenschap naar praktijk

Winst te behalen

Voor nu is veel winst te behalen in meer kennis over de combinatie van verschillende type sporen. Op dit moment loopt daarvoor al een aantal mooie projecten waar Kokshoorn bij betrokken is. Zo begeleidt hij samen met Anouk de Ronde een UvA-student die onderzoek doet naar de combinatie van DNA en vingersporen op vuurwapens. “Dat is een vraag die bij de politie leeft. Als ze een vuurwapen aantreffen, bemonsteren ze op DNA, maar niet op dacty. Als we dan DNA van vier personen vinden, dringt de vraagt zich op wie het vuurwapens vast had tijdens een schietincident? Dan zijn juist die dactysporen interessant en heeft DNA minder kracht. Dit is een afweging die je vroeg in het onderzoek maakt: je vindt een wapen, welk onderzoek ga je doen? Dit terwijl een vraag op activiteitniveau vaak pas later, soms tijdens de zitting, gaat spelen. Daar wil ik de FO handvatten voor bieden.”

Gat dichten

Kokshoorn wil als bijzonder lector graag een rol spelen bij het vertalen van wetenschap naar praktijk. Dat gat hoopt hij samen met de HvA te dichten. “Ik zie er enorm naar uit om de juiste mensen bij elkaar te brengen om dit onderzoek te doen. Vragen uit de praktijk beantwoorden, dat is waar we forensisch onderzoek voor doen. Voor het oplossen van strafzaken en voor waarheidsvinding. De missie van het NFI is treffend: ‘gericht op waarheid, geleid door wetenschap, voor een veiliger samenleving’. Dat is wat mij drijft. Het is fantastisch dat we steeds meer kunnen met technieken, maar techniek is een middel tot een doel. Het doel is de vragen die leven bij OM, rechtbank of advocatuur goed onderbouwd beantwoorden. Daarvoor hebben we veel praktijkkennis nodig. Ik ben enorm vereerd dat ik me daarmee mag gaan bezighouden.”

Win-win situatie

Ook Annemieke de Vries, directeur Wetenschap en Technologie bij het NFI, onderstreept het belang van dit lectoraat.  “Voor het NFI is de samenwerking met Universiteiten en Hogescholen essentieel om ons forensisch onderzoek continu te verbeteren en vernieuwen. Op die manier zijn we nu en in de toekomst een toonaangevend forensisch onderzoeksinstituut. Ik ben dan ook erg verheugd dat we nu met het nieuwe lectoraat van Bas Kokshoorn de al langer lopende samenwerking met de HvA nog verder kunnen uitbreiden. Een win-win situatie voor beide organisaties!”