Tekst Christel van der Meer

Kan een tissue op een hoopje poep bijdragen aan een veroordeling? Het antwoord: ja! In 2013 liep een Poolse man op die manier tegen de lamp na een gewelddadige overval in Brabant. Het is één van de vele diverse onderzoeken waar de deskundigen van Niet-Humane Biologische Sporen (NHBS) aan hebben gewerkt. Het werkgebied van NHBS is breed, heel breed. Van grondonderzoek tot kattenharen, en van berkenzaadjes tot fecaal materiaal (ontlasting): sporen van alles wat leeft, planten, dieren, insecten en micro-organismen, onderzoekt NHBS.

Frederike Quaak

In en op je lichaam leven veel verschillende micro-organismen zoals bacteriën, gisten en virussen. Dit wordt het microbioom genoemd. “Bij bacteriën denken mensen al gauw: ‘vies’. Maar ze zijn ook gewoon erg nuttig. Je hebt ze nodig om bijvoorbeeld je voedsel te verteren”, zegt Frederike Quaak, forensisch microbioloog bij NHBS. “Maar ook op je huid leven micro-organismen. En als je te veel je handen wast, zoals nu tijdens corona, dood je die bacteriën waardoor je handen ruw worden en beschadigen.”

Het bijzondere aan deze micro-organismen is dat sommige heel specifiek zijn voor bepaalde gebieden in je lichaam. “Het microbioom van de huid is anders dan dat van de vagina of de darmen. Je hebt specifieke micro-organismen voor de huid, bijvoorbeeld die goed tegen zuurstof kunnen, en je hebt specifieke voor de darmen die juist goed gedijen zonder zuurstof”, vertelt Quaak. Dat maakt het forensisch interessant, want zo kun je bepaald celmateriaal linken aan een bepaalde locatie in of op het lichaam. “In een zedenzaak kan je op die manier onderzoeken of iemand zowel vaginaal als anaal gepenetreerd is”, legt Quaak uit. 

Tissue waaide naar poep

Ook in de zaak van de Poolse inbreker was het onderzoek van NHBS belangrijk. De man had samen met anderen een woning overvallen, de slachtoffers vastgebonden en daarna met een buit het huis verlaten. De politie vond vervolgens een voetafdruk bij een verlaten plek, een bandenspoor en daar vlakbij ook een hoop poep met daarop een tissue. Het leek aannemelijk dat de overvallers met de auto waren vertrokken, maar dat één van hen vlak voor vertrek nog even zijn behoefte had gedaan. 

“Toen de verdachte uiteindelijk in België werd aangehouden, verklaarde hij dat de tissue van hem was, maar dat de tissue erheen was gewaaid. Hij zei dat hij niets met die overval te maken had”, vertelt Quaak. Het NFI kreeg vervolgens het verzoek om de tissue opnieuw te onderzoeken. “Wat bleek: naast het DNA van de verdachte zat er ook fecaal materiaal op de tissue. De verdachte had dus heel wat uit leggen: want hoe kon er een veeg menselijke ontlasting aan de tissue zitten als deze alleen maar heel toevallig op die hoop poep was gewaaid?”, zegt Quaak.

Ook bij zware mishandelingszaken of zedenzaken kijkt NHBS of bepaalde micro-organismen passen bij het verhaal van een slachtoffer. Als iemand zegt dat hij met een voorwerp anaal is gepenetreerd dan is het met ‘normaal’ (humaan) DNA-onderzoek goed mogelijk om aan te tonen dat het slachtoffer inderdaad contact heeft gehad met dat voorwerp. Alleen is met dat onderzoek niet altijd te bepalen met welk deel van het lichaam het voorwerp in contact is geweest. “Wij kunnen aan de micro-organismen op het voorwerp zien of het waarschijnlijk is dat de sporen wijzen op anale penetratie”, zegt Quaak. Voor het Openbaar Ministerie is het belang om te weten wat er precies is gebeurd om tot een bepaalde strafeis te komen. 

Irene Kuiper

Poederbrieven

De Forensische Microbiologie bij het NFI vindt z’n oorsprong begin jaren 2000. In Amerika ontving toen een aantal mensen poederbrieven met antrax, een infectieziekte die zelfs de dood tot gevolg kan hebben. Irene Kuiper, ook forensisch microbioloog en teamleider van NHBS, werkt sinds die tijd bij het NFI. “Ik was toen de enige microbioloog bij het NFI en het instituut vond het belangrijk dat we voorbereid waren. Mochten er ook aanslagen in Nederland worden gepleegd met deze poederbrieven, dan konden wij er onderzoek naar doen”, memoreert ze. Antrax in poederbrieven werd in Nederland gelukkig nooit aangetroffen. 

“Maar dit was wel de eerste stap en vanuit hier ontdekten we hoe je micro-organismen in de forensische opsporing kunt gebruiken. Zoals bij grondonderzoek”, vertelt Kuiper. Want ook de bodem heeft een eigen microbioom, dus eigen specifieke micro-organismen. “Stel dat de politie na een inbraak iemand aanhoudt en deze persoon heeft aarde onder z’n schoen zitten. Dan kan die aarde worden vergeleken met een referentiemonster van de aarde in de tuin waar de dader door een raam naar binnen is geklommen om te zien in hoeverre die twee grondmonsters met elkaar overeenkomen”, legt ze uit.

Onderzoek naar grond aan een schoen.

Waar kwam de legionalla-uitbraak vandaan

De onderzoeken van NHBS zijn zoals gezegd erg breed. Alles waar ‘levende kleine beestjes’ in voorkomen, kan NHBS onderzoeken. Zo ook een legionella-uitbraak als gevolg van nalatigheid in bijvoorbeeld een sauna. “Als iemand besmet is met legionella en daardoor ernstig ziek wordt, kunnen wij kijken of er overeenkomsten zijn tussen de bacterie in iemands longen en de bacterie aangetroffen in de sauna”, vertelt Quaak. NHBS onderzoekt dan in hoeverre de micro-organismen genetisch op elkaar lijken en dus een gemeenschappelijke herkomstbron hebben. Dit is van belang als in een strafzaak de sauna wordt aangeklaagd.

“Het feit dat je legionella in een bepaalde sauna aantoont waar het slachtoffer is geweest, is namelijk niet voldoende. Want misschien heeft de buurman van het slachtoffer ook wel een legionella-uitbraak, omdat de tuinslang daar te lang in de zon heeft liggen broeien. Je moet weten door welke uitbraak iemand ziek werd. Het is dus essentieel dat je de twee bacteriën aan elkaar weet te linken”, zegt Kuiper. En dat is bij een aantal bacteriën volgens haar goed te doen, daar waar virussen heel snel muteren. “Dat weten we inmiddels wel door corona. Virussen muteren als een getikte”, lacht ze. “Maar bacteriën doen dat vaak langzamer. Hierdoor is het goed mogelijk om een duidelijke link tussen twee bemonsteringen met bacteriën te ontdekken. Ze veranderen genetisch niet zo snel van elkaar.”

Bijna 200 bomen bemonsteren

Die link probeerden Kuiper en haar collega’s ook te leggen in een moordzaak tussen een zeil vol met berkenzaadjes en een berkenboom. Dat is mogelijk omdat bomen en zaadjes ook uniek DNA hebben. Onder een berkenboom was namelijk een overleden man aangetroffen en de aangehouden verdachte bleek een zeil in zijn auto te hebben liggen waar heel veel berkenzaadjes op zaten. Een plus een is twee, zou je denken. “Maar de berkenzaadjes op dat zeil zouden natuurlijk ook van een heel andere berkenboom, ver weg bij het slachtoffer vandaan, kunnen komen”, licht Kuiper toe. 

NHBS nam van bijna 200 berkenbomen DNA af.

“Dus vroeg de politie ons of wij DNA van de berkenboom konden afnemen en dit konden vergelijken met het DNA van de berkenzaadjes. Geen probleem voor ons. Alleen toen we ter plaatse kwamen, bleek dat er niet één berkenboom maar een heel berkenbos stond”, vertelt ze lachend. Samen met haar collega’s heeft ze toen bijna tweehonderd bomen bemonsterd. “Uiteindelijk leverde dat meerdere matches op tussen de zaadjes op het zeil en de bomen in dat bos. Dat was echt een ontzettend mooie zaak.”

Het is de diversiteit van NHBS waardoor ze in zo veel zaken een rol kunnen spelen. Van seksueel overdraagbare aandoeningen als chlamydia tot zaken waarbij de verdachte door oppervlaktewater vol diatomeeën, eencellige algjes, is gelopen. “Wij denken heel graag mee. In dit team werken mensen die graag bijzondere, niet voor de hand liggende onderzoeken doen. Dus heeft de politie of OM een opmerkelijke vraag bij een ingewikkelde zaak, dan horen die we graag en kijken we of we kunnen helpen.”