Tekst Marieke van der Molen
Microsporendeskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) troffen metaaldeeltjes aan in de lichamen van de bemanningsleden en in de wrakstukken van MH17. De deeltjes lijken afkomstig te zijn van een ontplofte Buk-raket. Om dat te onderzoeken, was het nuttig om een Buk-raket in een gecontroleerde situatie te laten ontploffen. Dit om de deeltjes van de ontplofte raket te vergelijken met de delen die de onderzoekers bij de triage en in de vliegtuigwrakstukken hadden aangetroffen. Voor de ontploffing reisden ze naar Finland. Microsporendeskundige Peter Zoon had maar één paar schoenen meegenomen. “Ik was bang dat op de terugweg de alarmbellen op de luchthaven zouden afgaan op de explosievenrestanten. De avond voor ons vertrek heb ik met een tandenborstel mijn schoenen schoongemaakt.”
Het daadwerkelijk realiseren van een gecontroleerde ontploffing van een Buk-raket in een afgebakend gebied, een zogeheten arena-test, viel niet mee. Er moest een Buk-raket beschikbaar zijn en het land moest toestemming geven. Het was inmiddels half oktober 2015 toen deskundigen Erwin Vermeij en Peter Zoon naar Finland mochten afreizen. Het land had toestemming gegeven en er was een Buk-raket. “We hebben in een ravijn ergens in het midden van het land een eerste Buk-raket laten ontploffen. Er zitten vlindervormige metaaldeeltjes in een Buk-raket, maar voor het onderzoek was het belangrijk om te weten hoe die eruitzien na een ontploffing.” De raket werd in het midden van het ravijn geplaatst. Er werden aluminium platen met cockpitglas neergezet alsof het de romp van het vliegtuig was. Aan de andere kant stonden watertanks, in de hoop dat het water de rondvliegende deeltjes zouden afremmen en opvangen. Dat maakte dat de onderzoekers ze konden vinden en onderzoeken.
Drie dagen rommel ruimen
Het Nationale Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) had berekeningen gemaakt voor de opstelling. Op de vloer onder de raket brachten ze metalen platen aan. Het opbouwen duurde drie volle dagen, vertelt Zoon: “Toen alles klaar was voor de ontploffing, moesten we het bospad weer af om op grote afstand toe te kijken. Een hoge militair en twee techneuten bleven dichterbij dan wij. Ook iemand van de Landelijke Eenheid mocht in de bunker dichterbij plaatsnemen, omdat hij die dag jarig was. De kolonel telde af en daarna was er een enorme klap." De onderzoekers liepen daarna weer terug naar de plek van de explosie. Het duurde drie dagen om de rommel op te ruimen en de stukken die interessant konden zijn te bekijken en te verzamelen.
Alarmbellen
De arena-test leverde nuttige informatie op volgens Zoon: “We vonden delen terug die eruitzagen als de delen die we in de lichamen hadden gevonden. We konden de gaten en de scheuren in het aluminium zien. En hoe het glas van de ruit in de cockpit eruitzag." Hij had naar Finland maar één paar schoenen meegenomen. Achteraf was dat niet zo handig. “Die heb ik de avond voor ik terugvloog met een tandenborstel staan schoonmaken. Ik was bang dat alle douane apparatuur zou afgaan op de explosievenrestanten.” Het poetsen hielp. Vermeij en Zoon landden zonder obstakels weer op Schiphol.
Dagvaarding
In juli 2016 is er in Oekraïne weer een arena-test, omdat de Oekraïense autoriteiten ook onderzoek doen. “Het Openbaar Ministerie (OM), de Forensische Opsporing van de Landelijke Eenheid, Belgische en Australische onderzoekers waren daarbij, maar wij niet meer. Het voegde voor ons niet meer zoveel toe”, zegt Vermeij. Op 19 juni 2019 maakt het OM bekend dat ze vier verdachten zouden dagvaarden. Op 9 maart 2020 volgt de eerste zittingsdag van het proces. Kort samengevat concludeert het OM tijdens de strafzaak: “Het schadebeeld aan de linker- en bovenzijde van de cockpit wijst op de detonatie van een warhead van een Buk-raket. In wrakstukken van MH17, vluchtdocumenten en de lichamen van de slachtoffers zijn honderden ‘vliegtuigvreemde’ delen aangetroffen, die zowel qua elementsamenstelling en microstructuur als uiterlijke kenmerken overeenkomen met fragmenten van een 9N314M warhead én met verschillende onderdelen van een Buk-raket. Sporen die wijzen op het gebruik van een ander wapen zijn niet aangetroffen." Het OM concludeert dan ook dat MH17 op 17 juli 2014 is neergehaald met een Buk-raket. Dat volgt uit het forensisch bewijs dat mede door het NFI werd verzameld.
Puzzelstukjes
Vermeij: “We hebben belangrijke puzzelstukjes aangeleverd, zodat anderen, zoals het OM, de puzzel kunnen leggen. En zo konden ze het verhaal vertellen van wat er zich heeft afgespeeld en wie zij daar verantwoordelijk voor stellen. Het is aan de rechtbank om daar een oordeel over te vellen.”
Wat beide onderzoekers tijdens hun onderzoek opviel, is dat er eigenlijk ontzettend weinig mensen zijn die alle kennis hebben om dit soort rampen te onderzoeken. “Defensie weet hoe een raket vliegt. Anderen weten weer waar een raket van wordt gemaakt. Maar al die kennis moet je samenbrengen. Ik denk dat we op een gegeven moment meer kennis hadden dan alle afzonderlijke experts bij elkaar”, vertelt Vermeij. De deskundigen bouwden veel kennis op door eerdere onderzoeken en door te speuren op internet en literatuur uit te pluizen. Dat het NFI ook al eerder onderzoek had gedaan naar kofferbommen in het ruim van een vliegtuig was puur toeval. “De kennis die we bij dat onderzoek opdeden hielp enorm. We wisten toen hoe het een en ander eruit zou kunnen zien wanneer de bom van binnenuit kwam. Daarom is wetenschappelijk onderzoek waardevol.”
Kennis delen
De lessen uit het onderzoek hebben de forensisch onderzoekers vastgelegd in het wetenschappelijke artikel ‘The outcome of the forensic triage preceding disaster victim identification in the downing of Malaysia Airlines flight 17’, dat is gepubliceerd in Forensic Science Research. Er waren behalve Zoon en Vermeij nog veel meer deskundigen van het NFI betrokken. Vermeij: “Ik denk dat ik een onderzoek van deze omvang nooit meer meemaak. Wat wij leerden, kan de internationale forensische wetenschap verder brengen bij volgende vliegrampen. Daarom vinden wij het belangrijk om onze werkwijze en resultaten te delen.”
Zoon: “Het onderzoek in Hilversum was surrealistisch. De hitte: we liepen in korte broek, anders was het in de witte pakken niet uit te houden. Dat je aan zo’n zaak een bijdrage kunt leveren vond ik waardevol.” Vermeij: “Het was een indringend onderzoek. Ik heb het gedaan voor de slachtoffers en voor de nabestaanden. En voor de forensische wetenschap.”