Tekst Menno Groenewegen
Foto Menno Groenewegen / NFI
Het NFI heeft eind 2017 met DNAxs software in gebruik genomen die het DNA-onderzoek automatiseert, verbetert en versnelt. Een projectteam bestaande uit DNA-deskundigen en forensische software ontwikkelaars van het NFI is sindsdien bezig met het doorontwikkelen van DNAxs. Samen met laboratoria in Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Slovenië wordt een nieuwe versie van de software nu ook internationaal gevalideerd. “Het vergelijken van persoonsunieke DNA-profielen gaat feitelijk om het bekijken van cijfertjes. De computer kan dat veel nauwkeuriger en sneller dan de mens.”
In april 2019 is de DNAStatistX module aan DNAxs toegevoegd. “Deze software helpt enorm bij de interpretatie van DNA-profielen. Daarbij kijken we niet alleen naar welke pieken in een DNA-profiel zijn waar te nemen, maar ook hoe hoog die pieken zijn. Als de ene donor meer heeft bijgedragen aan een DNA-mengprofiel dan een andere donor, zullen die pieken hoger zijn. En als is vast te stellen welke piek in het profiel past bij welke persoon dan is dat zeker van invloed op de bewijskracht“, stelt Titia Sijen, als teamleider Research samen met haar collega's verantwoordelijk voor innovatie op het gebied van DNA-onderzoek.
“Sinds we DNAxs en DNAStatistX gebruiken, zijn de profielinterpretatie en statistische berekeningen efficiënter uit te voeren en is het mogelijk een hogere bewijskracht voor in de rechtszaal te verkrijgen.”
Software 'Europa proof' maken
In samenwerking met de Europese partners maakt het NFI deze twee onderdelen ‘Europa-proof’. De DNA-deskundigen die ermee moeten gaan werken zijn nadrukkelijk bij de software-ontwikkeling betrokken. Vanuit Europa is financiering gekregen om DNAxs en DNAStatistX breed beschikbaar te maken voor andere forensische DNA-laboratoria.
Europees Horizon 2020 project
Dit is een Europees Horizon 2020 project waarbij subsidie verstrekt wordt aan projecten die bijdragen aan de bestrijding van grensoverschrijdende, ernstige en georganiseerde criminaliteit.
In dit specifieke project gaat het om het ontwikkelen, valideren en beschikbaar stellen van software waarmee DNA-onderzoek en de interpretatie van resultaten verder geautomatiseerd kan worden en daardoor enorm zal kunnen versnellen.
Ook de bewijskracht neemt verder toe omdat men straks ook de piekhoogte informatie kan meenemen in de interpretatie van de resultaten.
Voordat andere laboratoria er mee kunnen gaan werken, moet de tool voor heel Europa gevalideerd zijn. Hierbij is het van belang dat de software kan aansluiten op de werkprocessen van deze laboratoria. In december 2018 is het project van start gegaan. Tijdens de kick-off meeting in februari 2019 maakten de Europese partners voor het eerst kennis met DNAxs. Ze hebben hun wensen voor het verder ontwikkelen van de software geuit en konden ‘proefdraaien’.
Grotere bewijskracht uit kleinere sporen
“In oktober gaan we met elkaar kijken of alle noodzakelijke functionaliteiten naar behoren werken en kunnen onze partners de software ook meenemen om in hun eigen werkomgeving te testen of het ook daar werkt zoals zou moeten”, vervolgt Sijen. “Ze testen datasets van ons en eigen datasets en als die tests in de verschillende landen dezelfde uitkomsten geven heb je het bewijs dat het Europees-breed werkt. In februari en april 2020 organiseren we workshops om de rest van ‘Europa’ ook kennis te laten maken met DNAxs en DNAStatistX. Eén workshop geven we hier in Nederland bij het NFI, de ander in Slovenië.”
Met software als DNAxs en DNAStatistX kan men de bewijskracht van een DNA-spoor bepalen die in de rechtszaal van belang is. Steeds vaker onderzoeken deskundigen DNA-mengprofielen omdat het met de huidige techniek mogelijk is om steeds meer informatie te halen uit steeds kleinere sporen. Zo is het nu bijvoorbeeld mogelijk om contactsporen te onderzoeken die onderzoekers vroeger niet eens konden detecteren. De hoogte van de pieken is dan van groot belang om in te schatten welke donor welke bijdrage heeft geleverd aan een DNA-spoor.
DNAxs wereldwijd interessant
Om zeker te zijn dat de software doet wat het moet doen, worden validatietesten uitgevoerd met ‘test-profielen’ waarvan precies bekend is van welke donor er welke sporen in zitten en in welke mate. Bij die donoren zou de software een hogere bewijskracht moeten aangeven dan bij de vergelijking van andere donoren die niet in het mengprofiel zitten. “Daarnaast hebben we ook getest wat er met de bewijskracht gebeurt als je een gesimuleerd familielid van een echte donor op die manier vergelijkt. Zo zetten we de grenzen neer om te kunnen bepalen wanneer je resultaten al dan niet gaat rapporteren.” Het NFI test de software grondig, meer dan duizend keer. De laboratoria in de andere deelnemende landen zullen ook honderden tests doen om aan te tonen dat het ook in de verschillende laboratoriumomgevingen, met andere profileringssystemen, goed werkt.
“Deze software voorziet in een internationale behoefte”, vervolgt Sijen. “Het laboratorium in Lyon werkt aan ongeveer viermaal zoveel DNA-analyses als bij het NFI. Als je werk van die omvang kunt versnellen door deze automatiseringsslag, maakt dat een groot verschil. Na de oplevering, begin volgend jaar, kunnen alle forensische laboratoria binnen Europa er mee aan de slag. Maar ik kan me indenken dat dit ook voor andere instituten in de wereld interessant kan zijn.”