Tekst Meike Willebrands
Foto Meike Willebrands

In strafzaken schetsen verdachten steeds vaker een alternatief scenario dat lijnrecht tegenover het schuldscenario van het OM staat. De ontkennende verdachte verklaart vaak pas laat in het strafproces wat in zijn visie de onschuldige reden is van zijn/haar DNA op de plaats delict (PD). Forensisch onderzoek naar het scenario van de verdachte is dan meestal niet meer mogelijk. Het is daarom zinvol om al op de PD te anticiperen op mogelijke onschuldscenario’s. “Voor de politie is het niet eenvoudig om op nog onbekende scenario’s te anticiperen bij forensisch sporenonderzoek”, benadrukt DNA-deskundige Bart Aarts. “Toch is dit wel mogelijk en kan het erg waardevol zijn.”

De rechter weegt door de opkomst van de alternatieve verklaringen vaker twee verschillende scenario’s: die van het OM en die van de ontkennende verdachte. De verdediging houdt de kaarten meestal lang tegen de borst. Pas als alle onderzoeksresultaten beschikbaar zijn, komt de advocaat met een alternatieve, legitieme reden voor de aanwezigheid van zijn/haar sporen. Dit scenario kan de politie dan meestal niet meer onderzoeken omdat de PD al lang is vrijgegeven en de sporen en mogelijke bewijsstukken niet meer beschikbaar zijn.

DNA-deskundige Bart Aarts

Scala aan mogelijkheden

In strafzaken heeft het tegenwoordig weinig zin meer om te betwisten van wie het DNA-spoor afkomstig is, het zogeheten ‘bronniveau’. De focus is de afgelopen jaren verschoven naar de vraag hóe en wanneer het DNA-materiaal van een verdachte op de PD terecht is gekomen, het ‘activiteitniveau’. “Vaak is een scala aan mogelijkheden te bedenken hoe DNA ergens op terecht is gekomen”, vertelt DNA-deskundige Aarts. “Op de PD denken sporenonderzoekers van de politie na over wat zich mogelijk heeft afgespeeld en wie daarbij betrokken is. Die PD bevat misdrijf-gerelateerde sporen maar misschien nog wel meer sporen die afkomstig zijn van eerdere handelingen die niets met het misdrijf te maken hebben. Het is goed om op de PD ook de ogen open te hebben voor alternatieve scenario’s en eventueel bijbehorende sporen en voorwerpen veilig te stellen.”

Bij de start van een onderzoek op de PD is vaak nog geen onschuldverweer bekend. Dit maakt het lastig om deze op de PD wel in het achterhoofd te hebben. Toch blijkt de variatie van de aangedragen alternatieve scenario’s door verdachten in de praktijk niet zo groot. In een artikel in het tijdschrift Proces onderscheidt Specialist Opsporing (Nationale Politie) B. Lettinga na het bestuderen van 130 vonnissen ( 2010 tot 2014) vijf soorten alternatieve scenario’s die de verdediging het vaakst aandraagt in de rechtszaal.  Zie tabel 1.

Tabel 1: Alternatieve scenario's (Lettinga, 2015)
Type Type alternatief scenario Voorbeeld
1 Geen delict

De verdachte stelt dat er geen sprake is van een delict, maar van een ongeluk of een zelfmoord.

2 Andere persoon (herkomst sporen betwist)

De verdachte ontkent dat het spoor van hem afkomstig is. Het aangetroffen spoor is van een ander persoon. Het delict is gepleegd door ander persoon.

3 Niet-delict gerelateerd (ontstaanswijze sporen betwist)

De verdachte ontkent het delict te hebben gepleegd. Het van de verdachte
afkomstige spoor is op een ander moment en/of andere wijze achtergelaten.

4 Geen gelegenheid De verdachte had een alibi of was fysiek niet in staat het delict te plegen.
5 Anders dan betoogd De verdachte heeft weliswaar een aandeel in de gebeurtenis gehad, maar heeft
minder kwalijk gehandeld dan betoogd door het Openbaar Ministerie (geen
voorbedachte raad, geen opzet, et cetera).

Gekookt en gegeten

Het komt steeds vaker voor dat een DNA-deskundige de vraag krijgt om te beoordelen hoe goed de aangetroffen sporen passen bij een alternatieve scenario van de verdachte ten opzichte van het scenario van het OM. Voor een dossierstudie heeft een student criminologie, Evelien Ton, NFI-rapporten geanalyseerd om te kijken of er een gemene deler te vinden is in de alternatieve scenario’s. Ze heeft 55 DNA-rapporten op activiteitniveau bekeken uit de periode van 2012 tot en met 2016. Zie tabel 2.

Tabel 2. Alternatieve scenario's waargenomen in DNA-rapportage NFI
Type Alternatief scenario Percentage (%)
1 Geen delict 0
2 Ander persoon 21
3 Niet-delict gerelateerd 69
4 Geen gelegenheid 0
5 Anders dan betoogd 10

Van de vijf door Lettinga genoemde soorten alternatieve scenario’s hebben DNA-deskundigen van het NFI veruit het meest te maken met ontkennende verdachten die stellen dat zij een potentieel belastend spoor op een ander moment of op andere wijze hebben achtergelaten (scenario 3). DNA-deskundige Aarts komt met een praktijkvoorbeeld. “Stel een slachtoffer is omgekomen door messteken. De verdachte is in beeld gekomen omdat zijn DNA op het mes is gevonden. Deze verklaart echter dat hij onschuldig is en dat zijn DNA op het mes zit omdat hij het mes eerder heeft gebruikt. Hij kwam namelijk weleens in de woning van het slachtoffer en heeft daar gekookt en gegeten.” 

De verdachte is in beeld gekomen omdat zijn DNA op het mes is gevonden. Deze verklaart echter dat hij onschuldig is en dat zijn DNA op het mes zit omdat hij het mes eerder heeft gebruikt

Om dit scenario te toetsen ten opzichte van het misdrijf-gerelateerde scenario, is het waardevol om andere soortgelijke voorwerpen te bemonsteren of mee te nemen. In dit geval andere messen uit de woning om te bekijken of DNA-materiaal van de verdachte ook op deze (niet-bij het steken gebruikte) messen aanwezig is. Gecombineerd met contextinformatie over waar het mes is gevonden, de gebruiksgeschiedenis van het specifieke mes en van de soortgelijke messen, geeft dit de DNA-deskundige informatie over de kans op aanwezigheid van DNA op het delictgerelateerde mes door eerder gebruik.

Kussen

Aarts geeft nog een ander voorbeeld. Op een plaats delict vindt de forensische opsporing een vuurwapen onder een kussen. Het DNA van de verdachte is op het wapen gevonden. De verdachte zegt het wapen nooit te hebben gezien en ontkent dat hij het ooit in handen heeft gehad. Hij stelt dat zijn DNA op het wapen terecht moet zijn gekomen doordat hij een dag eerder op het kussen heeft geslapen waar het wapen onder lag.

Het forensisch onderzoek richt zich volgens de deskundige na die verklaring ook op deze alternatieve handeling. “Met alleen het onderzoeken van het wapen kunnen DNA-deskundigen het scenario van het slapen niet goed toetsen”, zegt hij. “Dit kunnen zij al beter als ook sporen uit de omgeving van het wapen zijn meegenomen voor onderzoek.” Het hoofdkussen en eventueel een onderliggend laken kan het NFI onderzoeken op de aan- of afwezigheid van DNA van de verdachte of andere personen. Dit helpt bij het toetsen van de verklaring over het eerdere slapen en de mogelijkheid van indirecte overdracht van DNA van het bedlinnen naar het wapen.

Het NFI kan hoofdkussens en lakens onderzoeken op de aan- of afwezigheid van DNA van de verdachte of andere personen

Net gewassen

“Nu maken DNA-deskundigen nog vaak een inschatting op basis van algemene kennis”, geeft Aarts aan. “In de zaak met het vuurwapen kan het alternatieve scenario niet gericht worden onderzocht omdat het kussen niet meer beschikbaar is. In dergelijke gevallen wordt dan doorgaans aangenomen dat verdachte daadwerkelijk op het kussen heeft geslapen; hoe groot is dan de kans dat zijn DNA op het kussen te vinden is? Als hij er regelmatig op geslapen heeft, zal de kans best groot zijn om DNA op het bed achter te laten. De kans op overdracht van het beddengoed naar het wapen is ook niet ondenkbaar. Maar wat als er ook andere personen op geslapen hebben of als het kussen net is gewassen? Dan past het aanwezige DNA op het kussen mogelijk helemaal niet bij dat wat er op het wapen is aangetroffen. Het kan ons als onderzoekers dan helpen als we die voorwerpen voor onderzoek in huis hebben”, aldus Aarts.

Wasmand

Anticiperen op alternatieve scenario’s kan ook zinvol zijn bij andersoortige misdrijven, zoals zedenzaken, licht Aarts toe. “Stel een vrouw zegt te zijn verkracht door haar huisgenoot. In de onderbroek van de vrouw zit sperma van de verdachte. De huisgenoot verklaart daar echter over dat dat komt omdat de onderbroek in de wasmand zat waar ook doekjes in lagen waar hij zijn sperma mee heeft afgeveegd. Het kan dan zinvol zijn om in de wasmand waar de onderbroek in ligt, ook andere was te onderzoeken op sperma. Als er ook op andere was in de mand sperma zit, vinden we daarin mogelijk steun voor het scenario van de verdachte.”

Hoewel het sporenonderzoek op de PD erg complex is, kan het anticiperen op alternatieve scenario’s van groot belang zijn voor de waarheidsvinding. Dit omdat het daardoor mogelijk is om later, ook in de rechtszaal, aan de hand van het sporenonderzoek de onderzoeksresultaten te wegen in het licht van de scenario’s. Ook biedt het meenemen van aanvullende sporen al voordelen in de opsporingsfase. Als over de alternatieve scenario’s is nagedacht, kunnen tactisch rechercheurs daar in verhoren slim op inspelen. Zegt de verdachte inderdaad dat hij vaker in de woning kwam? Geeft hij aan waar hij mee in aanraking is gekomen op de plaats delict?

Beperkte capaciteit

Aarts realiseert zich dat de forensisch onderzoekers van de politie door beperkte capaciteit liever niet allerlei items insturen waarvan ze niet weten of die wel iets opleveren. Meteen opsturen hoeft ook niet altijd. “Het anticiperen op alternatieve scenario’s en de bijbehorende sporen en voorwerpen meenemen, zou ons enorm kunnen helpen. Die kunnen later in de rechtbank zo maar ineens een rol gaan spelen. Toch handig als ze dan beschikbaar zijn voor onderzoek.”

Deskundigen van het NFI publiceerden hier samen met Prof.dr. J.W. de Keijser (Hoogleraar Criminologie, Universiteit Leiden) ook al over in Expertise en Recht.