Tekst Meike Willebrands
Foto Meike Willebrands/Beeldbank Rijksoverheid

Deskundigen van het NFI doen forensisch onderzoek in opdracht van OM en politie. De rapportages op het gebied van bijvoorbeeld vingersporenonderzoek, DNA of schotresten krijgen betekenis in de rechtszaal. Het is immers de rechter die het bewijs weegt en een beslissende stem heeft in strafzaken. Hoe kijkt raadsheer Henk van den Heuvel naar het instituut en de rapportages? Een interview.

Henk van den Heuvel werkt sinds zes jaar bij het gerechtshof Den Haag waar hij strafzaken in hoger beroep behandelt. Daarvoor heeft hij in de ‘eerste lijn’ gewerkt bij de rechtbank Rotterdam. Van Den Heuvel is goed bekend met het NFI. Hij geeft al een kleine tien jaar de cursus ‘feedback op rapportages’ aan NFI-deskundigen. Het zijn immers de rechters die als geen ander moeten begrijpen wat de deskundigen schrijven.

Raadsheer Henk van den Heuvel

Leesbaarheid en logica

“Ik lees de rapporten en beoordeel die op leesbaarheid en logica”, vertelt de rechter. “Volg ik de redenering als rechter? Vind ik de conclusie helder? Snappen andere juristen wat er staat?” Deskundigen krijgen volgens hem bijna nooit feedback op hun rapporten. Behalve van andere NFI-collega’s, maar die spreken dezelfde taal. Het valt Van den Heuvel ook op dat deskundigen maar weinig in de rechtszaal komen. Te weinig, als je het hem vraagt. “Dat is een ander belangrijk feedback-moment. Aan de hand van wat wij rechters vragen, kan de deskundige opmaken hoe we het rapport interpreteren en ophelderen wat niet duidelijk is.”

“Ik zie gelukkig dat mijn collega’s over het algemeen voldoende kennis hebben om de juiste conclusies uit rapporten te trekken”

De rechter ziet dat er door de jaren heen veel is verbeterd in de rapporten. Vooral de deskundigheidsgebieden DNA en vingersporen zoeken actief naar andere manieren van rapporteren, zodat ook lezers die niet goed in de materie zitten het begrijpen. Om de rapportages zo goed mogelijk te kunnen beoordelen, investeren rechters op hun beurt in kennis over de forensische wetenschap. “Ik zie gelukkig dat mijn collega’s over het algemeen voldoende kennis hebben om de juiste conclusies uit rapporten te trekken.”

Verbeterslagen

Hij ziet wel verschillen in de rapportages. DNA-deskundigen schrijven bijvoorbeeld vaak korte rapporten met veel informatie in tabellen. “Daar gaat weleens wat mis in de interpretatie omdat er te veel informatie in de tabellen staat. Gelukkig maken ze daar nu grote verbeterslagen.” Zo hebben de deskundigen drie verschillende alternatieven aan de rechter voorgelegd met de vraag welke hij het meest aantrekkelijk vindt. Ook is die vraag aan het OM en de politie voorgelegd. “We kozen unaniem voor dezelfde optie”, vertelt hij. “Grappig genoeg de keuze die het NFI niet had verwacht.”

Bij de gerechten hebben ze sinds een aantal jaar forensisch medewerkers in dienst. Dat zijn geen deskundigen zoals bij het NFI, maar deze mensen vormen wel een goede intermediair tussen het NFI en de rechtspraak. Werelden van bèta’s en alfa’s die soms mijlenver uit elkaar liggen. “Zij kunnen ons helpen met het duiden van de inhoud van de rapporten of meedenken met het opstellen van de juiste onderzoeksvragen”, legt Van den Heuvel uit. “Het interpreteren van conclusies is uiteraard alleen aan de rechter.”

Geworsteld

Van den Heuvel ziet dat de rechtspraak flink heeft geworsteld met de overgang naar het ‘Bayesiaans rapporteren’. Hoewel hij denkt dat het terecht is dat het NFI dat als wetenschappelijk meest verantwoorde manier van rapporteren heeft gekozen, heeft hij het instituut wel verweten dat het de rest van de keten niet heeft gevraagd of die daar wel op zat te wachten. Bij het Bayesiaans rapporteren zegt een deskundige bijvoorbeeld niet meer dat een DNA-spoor van een verdachte afkomstig is, maar geeft een waarschijnlijkheidsuitspraak.

Die uitspraak is gebaseerd op twee tegenovergestelde hypothesen: dit spoor is afkomstig van de verdachte versus dit spoor is niet van de verdachte afkomstig. De deskundige kan ook een bewijskracht berekenen, ‘de likelihood ratio’ (LR). “Daar komt bijvoorbeeld 10.000 uit. Wat zegt dat getal nou? Dat is lastig te volgen voor rechters”, erkent hij. Ook denkt Van den Heuvel dat rechters zich onvoldoende realiseren dat een lage LR van bijvoorbeeld 10 bij sommige deskundigheidsgebieden best een hoge score is, terwijl dat bij DNA juist een zwakke bewijskracht betekent omdat het getal daar soms tot in de miljarden loopt.

“Soms dragen verdachten scenario’s aan die absurd zijn. Maar er zijn ook geloofwaardige scenario’s waar je je ogen niet voor kunt sluiten als rechter”

Alternatieve scenario's

Een nieuwe ‘trend’ die de rechter in hoger beroep ook veel tegenkomt is dat verdachten een alternatief scenario aandragen in een zaak. Zeker in hoger beroep gebeurt dit vaak omdat ze het dossier dan goed kennen en precies weten wat er tegen hen ligt. Het is dan aan het Hof om het alternatieve scenario van de verdediging af te zetten tegen het scenario van het OM. “Dat is best een kunst. Soms dragen verdachten scenario’s aan die absurd zijn. Maar er zijn ook geloofwaardige scenario’s waar je je ogen niet voor kunt sluiten als rechter, het zou immers kunnen. Dat maakt een zaak heel complex. Dan moet een rechter toch een beslissing nemen.”

Bij twijfel spreken de rechters een verdachte vrij, liever een onterechte vrijspraak dan een onterechte veroordeling. Elke rechter maakt volgens Van den Heuvel weleens mee dat wat aan de verdachte is ten laste gelegd niet kan worden bewezen, terwijl er wel heel veel in de richting van de verdachte wijst. De overtuiging is echter gekoppeld aan de bewezenverklaring. “Als er geen bewezenverklaring is, doet de overtuiging er niet meer toe. Dan houdt het juridisch op en dat kan soms frustrerend zijn.” 

Van den Heuvel ziet het NFI vooral als een betrouwbaar en deskundig instituut. Hij ziet hoe gedreven de medewerkers zijn en hoeveel kennis en kunde er in huis is. “Toch blijf ik wel kritisch kijken. Het moet wel op de juiste manier blijken in zaken. Ik denk ook dat het goed is dat er andere instituten zijn. Het NFI is best een monopolist. Dat is een risico, concurrentie houdt je scherp.”

In verbinding blijven

De rechter ziet het NFI als een in zichzelf gekeerd instituut dat zich meer mag openstellen voor wensen en ideeën van andere organisaties in de keten. “Ik zie dat met name bij de rechtspraak. Toch moeten wij rechters als allerlaatste wat met die rapportages, wij wegen die. Daarom moet het NFI juist ook in verbinding blijven staan met de rechtspraak. Rechters spreken nu eenmaal een andere taal dan deskundigen, maar we moeten wel met elkaar aan de slag in hetzelfde veld.”

“Het NFI moet juist ook in verbinding blijven staan met de rechtspraak”

Het NFI organiseert daarom samen met Van den Heuvel een driedaagse professionele ontmoeting waarbij rechters de mogelijkheid krijgen om achter de schermen bij het NFI te kijken en met deskundigen in gesprek te gaan. “Rechters zijn daar heel enthousiast over omdat ze zo goed inzicht krijgen in wat er allemaal bij het NFI gebeurt. Een waardevolle manier voor het NFI om meer in contact te komen met ‘de buitenwereld’”, denkt de rechter.

Op de rails

Intern zijn de zaken bij het NFI weer op de rails, ziet hij. De rechter vond het schrijnend om te zien dat door de onrust die in de organisatie heerste allerlei deskundigen wegliepen of ongelukkig waren. Dat is schadelijk voor een kennisinstituut, denkt hij. “Ook de buitenwereld voelt dat. Als je in het nieuws hoort dat er bij een multidisciplinair team van het NFI, Micro-analyse Invasieve Trauma’s (MIT), na een verontrustend signaal onderzoek is gedaan naar de werkwijze, levert dat onrust op. Ik kreeg veel vragen van collega’s over wat dat betekende voor hun zaak en voor onze uitspraken. Dat wil je niet. Het is belangrijk dat de boel in huis op orde is. Dat lijkt nu gelukkig weer zo te zijn.”