Tekst Menno Groenewegen
Foto Menno Groenewegen
Het team Sporenonderzoek zoekt op bewijsstukken naar sporen zoals speeksel, haren, sperma of contactsporen. Die bewijsstukken kunnen van alles zijn: van kledingstukken en wapens tot een bivakmuts of een peuk.
Een sporenonderzoeker beantwoordt vragen als: is er sperma aanwezig op het kledingstuk van het slachtoffer? Is er bloed te vinden op een mes? Zitten er haren op een bivakmuts? Met uiteenlopende technieken proberen zij de sporen ‘veilig te stellen’ voor nader onderzoek bij het NFI.
Om ervoor te zorgen dat de sporen op de bewijsstukken niet worden ‘vervuild,’ dragen de onderzoekers een haarnetje, mondkapje, een labjas en gebruiken ze handschoenen. Ook maken ze de ruimtes en onderzoekstafels minutieus schoon.
Uit de veiliggestelde sporen isoleren medewerkers van een ander team vervolgens het DNA. Dat resulteert mogelijk in een DNA-profiel, dat door de deskundigen kan worden vergeleken met de DNA-profielen in de DNA-databank.