Tekst Ruben Murk

Deskundigen van het NFI onderzoeken jaarlijks in ongeveer veertig strafzaken messen die zijn gebruikt bij een steekincident. Bijna altijd grijpen daders naar keukenmessen. Heel af en toe vinden de NFI-onderzoekers op die messen sporen van bot. Maar wat vertellen die deeltjes? En wat is de bewijswaarde?

Zitten op gewone messen ‘uit de keukenla’ kleine fragmenten bot, bijvoorbeeld omdat er kip mee is gesneden?

Het is een vraag die nog niet goed is onderzocht. En dus ontbreekt het volledige antwoord. Zitten op gewone messen ‘uit de keukenla’ kleine fragmenten bot, bijvoorbeeld omdat er kip mee is gesneden? En zo ja, hoe vaak komt dat dan voor? “Op basis van zaakgegevens hebben we het gevoel dat bot vaker voorkomt op messen die daadwerkelijk betrokken zijn bij een steekincident dan bij willekeurige andere messen”, vertelt wetenschappelijk onderzoeker Peter Zoon.

“We trekken nu nog voorzichtige conclusies in onze rapporten over wat de vondst van botfragmenten betekent voor de bewijswaarde. Maar als ons gevoel klopt, dan betekent dit dat we aan messen met botfragmenten een hogere bewijswaarde kunnen toekennen dan we tot nog toe hebben gedaan.”

Om dit te kunnen onderbouwen, zette het team Microsporen en Materialen van het Nederlands Forensisch Instituut als onderdeel van het team Microanalyse Invasieve Trauma’s  een speciaal onderzoek op.

DNA-onderzoek, stubs en het periodiek systeem

Maar eerst legt Zoon uit waarom dit onderzoek nodig is. Want met een DNA-onderzoek zou je toch zo de herkomst kunnen achterhalen? Het antwoord is eenvoudig.

“Deze fragmenten zijn te klein om DNA-onderzoek op uit te voeren. Het gaat om splintertjes die met het blote oog niet te zien zijn. Wij komen deze stukjes tegen tijdens ons onderzoek met onze elektronenmicroscoop.”

De onderzoekers bemonsteren een mes (met een zogenoemde stub) en leggen het ‘plaklaagje’ van deze stempel onder de microscoop. Zo’n elektronenmicroscoop werkt niet op basis van licht, maar toont een zwart-wit afbeelding met verschillende grijswaarden. Deze grijswaarde wordt bepaald door de elementsamenstelling van het materiaal dat op het plaklaagje van de stub zit.

Zoon: “Lood is wit en calcium is grijs. Alle elementen uit het periodiek systeem der elementen hebben zo hun een eigen grijswaarde. Omdat we weten uit welke elementen bot bestaat, zien we met de elektronenmicroscoop ook of er bot op het mes zit.”

We hebben onze collega’s gevraagd om aardappelschilmesjes, koksmessen, steakknifes en fileermessen en dergelijke mee te nemen voor ons onderzoek.

Koksmessen, steakknifes en fileermessen

Zoon en zijn collega’s riepen voor het onderzoek dat zij de komende maanden gaan uitvoeren de hulp van hun collega’s in. NFI’ers ontvingen een mail met een bijzonder verzoek; of ze hun keukenmessen wilden inleveren bij de onderzoekers van Microsporen en Materialen.

“We willen 150 ‘keukenmessen uit de la’ onderzoeken op de aanwezigheid van botfragmenten. We hebben onze collega’s gevraagd om aardappelschilmesjes, koksmessen, steakknifes en fileermessen en dergelijke mee te nemen voor ons onderzoek. Het gaat om niet-gekartelde messen. Inmiddels hebben we er zo’n 75 ontvangen.”

De messen worden op exact dezelfde wijze onderzocht als tijdens een zaakonderzoek, dus met behulp van een stub en een analyse onder een elektronenmicroscoop. “We verwachten dat het onderzoek ongeveer een half jaar duurt. Uiteindelijk moet dat ook leiden tot een wetenschappelijke publicatie.”

Met daarin de conclusie hoe bijzonder het is om botmateriaal op een keukenmes aan te treffen. En wat dit dus betekent voor de bewijswaarde.