Tekst Ruben Murk

Met de grootst mogelijke zorgvuldigheid graven gemeente, politie en het NFI dinsdag op de begraafplaats in Sluis het lichaam van een onbekende vrouw op. Nieuwe forensische technieken werpen mogelijk licht op haar identiteit en de vraag hoe ze ruim twintig jaar geleden om het leven is gebracht.

"Ik wil zo min mogelijk informatie hebben, zo dat ik zo min mogelijk bevooroordeeld ben. Of het een vrouw is? Dat ga ik vandaag controleren.”

Een wandelaar deed 20 jaar geleden een lugubere vondst. In een sloot vlakbij een camping vindt de wandelaar de menselijke resten. De politie begint direct een groot onderzoek, maar ontdekt dat het lichaam niet compleet is. De dagen erna vindt de politie vlakbij de eerste vindplaats, overige lichaamsdelen.

Uit verder forensisch onderzoek blijkt de vrouw in stukken gehakt. “Ik probeer zoveel mogelijk informatie bij mij weg te houden”, zegt forensisch-antropoloog arts Reza Gerretsen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). “Voor mij is het een nieuwe zaak, ik werkte hier 23 jaar geleden nog niet. Ik wil zo min mogelijk informatie hebben, zo dat ik zo min mogelijk bevooroordeeld ben. Of het een vrouw is? Dat ga ik vandaag controleren.”
 

Breuken onderscheiden

De politie heeft de zaak opgepakt als een cold case. Dat betekent dat oude zaken nog eens opnieuw worden doorlopen. Nieuwe onderzoekstechnieken kunnen mogelijk licht werpen op de zaak. Voor de opgraving van de onbekende vrouw, schakelde de politie de hulp van Gerretsen in. Omdat het een lopend onderzoek is, kan hij daar niets over zeggen. Maar hij kan wel vertellen hoe een opgraving in zijn algemeenheid in zijn werk gaat.

“Samen met de politie en in aanwezigheid van het Openbaar Ministerie gaan we met lokale medewerkers het graf openen en als het goed is komen we een kist tegen, al dan niet met een lijkzak met materiaal dat we willen onderzoeken.”

Dat opgraven luistert erg nauw. “Wij willen dat het materiaal zo onbeschadigd mogelijk op het NFI komt voor onderzoek. Ik moet onderscheiden of er nieuwe breuken zijn gekomen vandaag, of al eerder tijdens het inzakken van de kist, of dat die breuken er al waren toen het stoffelijk overschot werd gevonden.”

Roestvrijstaal mes

Wat Gerretsen gaat aantreffen, is maar de vraag. “Bij een heel goede kist, zullen we veel terugvinden. Liggen de resten alleen in een zak, of zitten er gaten in de zak, dan zal het een stuk minder zijn. Als het vochtig is, wil ik dat zo snel mogelijk droog maken. De resten worden heel voorzichtig schoongemaakt om eventuele beschadigingen waar te nemen en te classificeren.”

Zelfs ruim twintig jaar later, kan het NFI mogelijk achterhalen met welk voorwerp beschadigingen aan de botten zijn veroorzaakt. “Als de dader bijvoorbeeld heeft gestoken met een roestvrijstaal mes en hij heeft daarbij botten geraakt, dan ga ik dat roestvrijstaal vinden.

"Maar de technieken zijn sindsdien sterk verbeterd. Voor DNA-onderzoek hebben we veel minder menselijk materiaal nodig dan twintig jaar geleden. En we kunnen er nu ook veel meer informatie uithalen."

Lastige puzzel

Gerretsen verwacht dat het onderzoek nu meer oplevert dan in 1994. “Als het materiaal heel erg achteruit is gegaan, dan kom ik aan heel weinig informatie. Maar de technieken zijn sindsdien sterk verbeterd. Voor DNA-onderzoek hebben we veel minder menselijk materiaal nodig dan twintig jaar geleden. En we kunnen er nu ook veel meer informatie uithalen. Bijvoorbeeld het geslacht, maar ook de kleuren van de ogen en de haren.”

Als een DNA-profiel kan worden gegenereerd, wordt deze door de DNA-databank voor Vermiste Personen gehaald. “Als daar een profiel van het slachtoffer of van een familielid in staat, leidt dat ook tot een identificatie. Iedere zaak is belangrijk. Ook als het twintig jaar geleden is.”