Tekst Ruben Murk
Het NFI heeft bijna twintig forensisch DNA-deskundigen die zich buigen over de meest ingewikkelde zaken waarin DNA-sporen een rol kunnen spelen. “In ons werk draait het om de zaken en een opgeloste zaak geeft wel een kick. Maar wij zijn geen boevenvangers. Ieder resultaat kan bijdragen aan de waarheidsvinding.”
Ankie van Gorp is forensisch DNA-deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut. In 2007 begon zij – na afronding van haar promotieonderzoek - bij het instituut met haar interne opleiding. “De meeste DNA-deskundigen hebben een biologische studie afgerond. Het werk als deskundige vraagt echter veel meer. Niet alleen specialistische technische kennis maar ook een andere manier van kijken. Jezelf de vraag stellen: wat is belangrijk in een strafzaak en wat gaat het verschil maken”, legt Van Gorp uit.
Ze vervolgt: “En kennis van het recht is belangrijk. Je moeten weten wat bepaalde regels inhouden. Wat is je positie? Wie geeft je opdrachten? Aan wie rapporteer je en op welke manier doe je dat?” Bovendien is het belangrijk om stevig in je schoenen te staan. “Want het kan voorkomen dat je jouw rapport moet verdedigen in de rechtbank. Je wordt dan stevig aan de tand gevoeld. Ook door de advocaat van de verdachte, waarover jij een rapport hebt uitgebracht. En de zaken die je voorbij ziet komen… Dat zijn geen prettige verhalen.”
Niemand begint op zijn eerste dag bij het NFI dus gelijk als DNA-deskundige. “De opleiding bij het NFI duurt twee jaar. Voor 80 procent draai je gewoon mee in het zaakonderzoek, maar die overige 20 procent ben je met de opleiding bezig. En uiteraard betekent dat ook dat je in die periode buiten je werk je kennis aan het bijspijkeren bent.”
Wij zijn geen boevenvangers, maar zoeken naar een verklaring wat er gebeurd kan zijn of hoe sporen op een bepaald bewijsstuk kunnen zijn gekomen.
Unieke en prachtige baan
Van Gorp vindt dat ze een prachtige en unieke baan heeft. “Natuurlijk heb je te maken met standaardwerk en zijn er delicten die steeds weer voorbij komen. Maar het is geweldig gaaf om snel een goed rapport op te leveren dat bruikbaar is voor de politie en het OM. Soms geeft dat zelfs meer bevrediging dan een heel uitgebreide rapportage met maatwerk.”
En – zo stelt ze – het rapport levert altijd een bijdrage aan de waarheidsvinding. “Wij zijn geen boevenvangers, maar zoeken naar een verklaring wat er gebeurd kan zijn of hoe sporen op een bepaald bewijsstuk kunnen zijn gekomen. Het maakt voor ons niet uit of we informatie aanleveren die belastend of ontlastend is.”
Betrokken van begin tot eind
Een forensisch DNA-deskundige levert jaarlijks 200 tot 250 rapporten op. Vaak in zaken die met veel belangstelling door de media worden gevolgd, zoals moord- en zedenzaken. “We voeren de forensische intakegesprekken met politie en Openbaar Ministerie. Daarin denk je mee over belangrijke vragen als: Wat ga precies je doen? Hoe lang gaat het onderzoek duren? Wat zijn de meest interessante en kansrijke sporen om te onderzoeken? En welke technieken kun je daarvoor het beste inzetten?”
Labmedewerkers voeren vervolgens het onderzoek uit. Ze stellen sporen veilig en vervaardigen hiervan een DNA-profiel. De DNA-deskundigen rapporteren hun bevindingen vervolgens aan de politie of het Openbaar Ministerie. “Daarnaast heeft ieder van ons een neventaak. Sommigen zijn betrokken bij de ontwikkeling van innovaties, anderen verzorgen onderwijs aan bijvoorbeeld politie of het OM”, vertelt van Gorp. “Maar het draait uiteindelijk vooral om de zaken.”
En met die zaken kan Van Gorp verschil maken. “Een bijdrage leveren aan de waarheidsvinding, daarin zit voor mij de ‘drive’. Maar je lost een misdrijf nooit echt helemaal op. Want de slachtoffers blijven en een dode breng je er niet mee terug. Wat je wel doet is meewerken aan een veiligere en rechtvaardige samenleving.”