Tekst Ruben Murk

In de DNA-databank voor Vermiste Personen heeft eind juli de 50e match plaatsgevonden. Forensisch DNA-deskundige Carla van Dongen was vanaf het begin bij de speciale databank betrokken. Zij blikt terug op drie matches die op haar veel indruk maakten.

“Een match blijft altijd bijzonder. We hebben het wel over al 50 matches, maar dat zijn er dus ‘slechts’ vijf per jaar, dus zoiets komt niet wekelijks voorbij."

Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verricht bijna wekelijks DNA-onderzoek om een persoon te identificeren, waarvan de politie een vermoeden heeft wie het is. Daarnaast beheert het NFI in opdracht van het Landelijk Bureau Vermiste Personen van de politie de DNA-databank voor Vermiste Personen.

Deze databank is inmiddels ruim tien jaar in gebruik en groeit nog altijd. Voorbeelden van grote projecten zijn slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog, zeelieden die vermist geraakt zijn en waarvan familieleden nu op zoek gaan naar de slachtoffers, of onbekende doden die werden overvallen door de Watersnoodramp in 1953 en nooit geïdentificeerd zijn.

“Een match blijft altijd bijzonder. We hebben het wel over al 50 matches, maar dat zijn er dus ‘slechts’ vijf per jaar, dus zoiets komt niet wekelijks voorbij. Maar een aantal matches heeft indruk gemaakt en zijn me bijgebleven”, aldus Van Dongen.

Match 1: Poolse vliegenier

De Poolse vliegenier Csezlaw Oberdak lag 65 jaar als onbekende dode begraven op het Nationaal Ereveld Loenen. Oberdak ontvluchtte in 1939 zijn thuisland. Via omzwervingen in Europa kwam hij in Groot-Brittannië terecht waar hij bij de Britse luchtmacht RAF werd opgeleid tot vlieger. Hij maakte bij Ommen een noodlanding, maar Oberdak overleefde crash.

Hij kreeg onderdak bij het verzet en Oberdak besloot terug te keren naar Engeland om zich weer in de strijd te kunnen mengen. De Duitsers ontdekten echter bij toeval zijn schuilplaats en hij werd overgebracht naar een cel waar hij ter dood werd veroordeeld. Pas 65 jaar later werd duidelijk dat Czeslaw Oberdak was gefusilleerd en lag begraven op het Nationaal Ereveld Loenen.

Match 2: Seriemoordenaar John Sweeney

Op 3 mei 1990 vinden vissende jongens in de Rotterdamse Westersingel een plunjezak met daarin het lichaam van een vrouw. Hoofd en handen ontbreken. De politie begint een onderzoek, maar dat leidt niet tot een oplossing van de zaak of zelfs maar de identificatie van de vrouw. Ze krijgt daarom een naamloos graf.

Op verzoek van Cold Caseteam van de Rotterdamse politie wordt in 2007 DNA-materiaal van de vrouw opgenomen in de DNA-databank voor Vermiste Personen. Dat levert een hit op met een in 1990 in Amsterdam vermiste Amerikaanse vrouw Melissa Halstead.

De Britse John Sweeney krijgt in Engeland levenslang voor onder meer de moord op Halstead. Ook in Londen maakte hij een slachtoffer, waarvan hij ook hoofd en handen afhakte.

De Britse John Sweeney krijgt in Engeland levenslang voor onder meer de moord op Halstead. Ook in Londen maakte hij een slachtoffer, waarvan hij ook hoofd en handen afhakte.

Match 3: Syriër die kanaal wilde oversteken

Op 14 oktober 2014 wordt op het strand van De Koog op Texel het lichaam van een man gevonden. Door een match in de DNA-databank voor Vermiste Personen wordt duidelijk dat het ging om de 22-jarige Syrische vluchteling Mouaz al-Balkhi.

Vermoedelijk wilde hij in een wetsuit het Kanaal overzwemmen, van Calais naar Groot-Brittannië. Al-Balkhi vluchtte uit Syrië en belandde via vele omzwervingen samen met zijn oom in Calais. De oom wist Engeland te bereiken door zich in een vrachtwagen te verstoppen.

Samen met een vriend Al-Balkhi hij twee wetsuits, snorkels en duikbrillen. Beiden haalden de oversteek niet. Al-Balkhi werd gevonden op het strand van Texel. Zijn vriend spoelde aan in Noorwegen.