Tekst Menno Groenewegen
In mei 2017 zijn politie, de Politieacademie en het NFI samen de Pilot Greepsporen gestart. “Door de greepsporen zichtbaar te maken, vergroten we de kans op een relevante DNA-bemonstering enorm.” Maar om dat te bewijzen zijn dringend meer zaken nodig om te onderzoeken.
“Als je niet weet waar je precies moet zoeken, bemonster je een relatief groot gebied en neem je ook draagsporen mee. Dan wordt de ruis die je meet groter en verlies je details en specifieke kenmerken van het daderspoor”, aldus wetenschappelijk onderzoeker Matthijs Zuidberg.
Straatroof, aanranding en mishandeling
Onderzoek naar greepsporen is met name zinvol bij zaken als straatroof, aanranding en mishandeling. Daar wordt vaak de kleding vastgegrepen en is deze meestal nog relatief schoon, waardoor de methode om de greepsporen zichtbaar te maken goed werkt. “We hebben een flink aantal zaken nodig om echt iets te kunnen zeggen over hoe goed de techniek in de praktijk werkt, en in hoeverre dat bijdraagt aan succesvolle DNA-bemonstering.”
Drie zaken per maand mogelijk
Het aantal zaken dat de politie tot nu toe instuurt blijft echter nog achter bij wat er onderzocht kan worden en wat nodig is om goede conclusies te kunnen trekken. “We kunnen drie zaken per maand doen, tot nu toe hebben we in het totaal vijf zaken toegestuurd gekregen. Als we goede conclusies willen kunnen trekken uit deze pilot dan hebben we écht meer zaken nodig.”
Experiment- en controlegroep
Het liefst zou Zuidberg voldoende zaken ingestuurd krijgen om ook een controlegroep te kunnen hanteren. “In het ideale geval maken we in deze pilot in 36 zaken de greepsporen zichtbaar door middel van metaalopdamping, zodat we daar gericht dadersporen kunnen bemonsteren. En daarnaast willen we eigenlijk ook graag genoeg zaken binnen krijgen om een controlegroep te kunnen hanteren, die we bemonsteren zonder eerst de greepsporen zichtbaar te maken.”
Er moeten voldoende zaken in deze pilot zijn gedaan om waardevolle conclusies te kunnen trekken. En om in de praktijk de eventuele meerwaarde te kunnen bewijzen van het zichtbaar maken van greepsporen voor relevante DNA-bemonstering.