Tekst Ruben Murk

“DNA-verwantschapsonderzoek is absoluut een extra instrument. Zonder dit middel zou de zaak nooit zijn opgelost. In de toekomst kan dit absoluut voor meer zaken van toepassing zijn”, stelde de politie. Zij hielden 25 jaar na de moord op Milica van Doorn een verdachte aan. Die was waarschijnlijk nooit in beeld gekomen als forensisch DNA-onderzoek niet zo’n enorme vlucht had genomen.

"We zien dan overeenkomsten tussen vader en zoon, grootvader en kleinkinderen, broers, halfbroers, en zelfs neven en achterneven.”

In 2012 ging wetgeving van kracht, waardoor verwantschapsonderzoek mogelijk werd. “We brengen daarbij de mannelijke lijn in beeld. We zien dan overeenkomsten tussen vader en zoon, grootvader en kleinkinderen, broers, halfbroers, en zelfs neven en achterneven”, vertelt forensisch DNA-deskundige Arnoud Kal van het Nederlands Forensisch Instituut.

Directe match

De eerste zaak waarin DNA-verwantschapsonderzoek werd toegepast, was de moord op Marianne Vaatstra in 1999. In deze zaak kwam de verdachte niet in beeld via DNA van een verwant, maar omdat hij zelf ook DNA afstond. Dat leverde destijds een directe match op. 

In de zaak die draait om de moord op Milica van Doorn vroeg de politie 133 mannen met Turkse voorvaderen, die in 1992 in de wijk Kogerveld in Zaandam woonden of verbleven, om vrijwillig DNA af te staan. Dat materiaal werd naar het NFI gestuurd voor onderzoek. DNA-deskundige Kal en zijn collega’s stelden vast dat één van de deelnemers verwante is van degene die DNA-sporen achterliet in het lichaam van Milica van Doorn.

De politie hield de verdachte aan en van hem werd DNA-materiaal afgenomen. Het NFI stelde vast dat het 100 procent matcht met het DNA-daderprofiel.

"De methode is alleen geschikt als het DNA-spoor vrijwel zeker afkomstig is van de dader."

Meer zaken

DNA-verwantschapsonderzoeken zouden mogelijk doorbraken kunnen betekenen in meer zaken. “Er zijn ook meer zaken waarin dit wordt overwogen”, vertelt Kal. In de zaak Nicky Verstappen wordt in 2018 een verwantschapsonderzoek uitgevoerd. Daarvoor vraagt de politie de medewerking van 15.000 mannen uit de regio.

Maar, zo stelt Kal, lang niet alle zaken lenen zich voor DNA-verwantschapsonderzoek. “De methode is alleen geschikt als het DNA-spoor vrijwel zeker afkomstig is van de dader. Daarnaast moet er voldoende DNA-materiaal aanwezig zijn.” De methode mag daarbij alleen worden ingezet bij zeer ernstige misdrijven. “En in het centrum van een grote stad gaat het al snel om honderdduizenden mensen die er wonen of familie hebben. Dan is het niet werkbaar.”