Tekst Eef Herregodts

“Daar zou ik graag een spijkerbroek in willen hangen,” dacht NFI-er Arian van Asten toen Joris Dik hem liet zien hoe de schilderijenscanner werkte. Dik, hoogleraar aan de TU Delft en deskundig op het gebied van materialen en kunst, ontwikkelde de scanner voor kunsthistorisch onderzoek. De scanner laat met behulp van XRF-technologie zien uit welke chemische elementen een schilderij is opgebouwd.

"Bij het kunsthistorisch onderzoek gaat het om te achterhalen wie het kunstwerk maakte en met welke materialen."

De twee experts ontmoetten elkaar vijf jaar geleden. Ze raakten in gesprek en ontdekten hoeveel overeenkomsten er zijn tussen kunsthistorisch en forensisch onderzoek. “Beide typen onderzoek zijn een whodunit”, licht Van Asten toe, die ook als bijzonder hoogleraar forensische analytische chemie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) is verbonden.

“Bij het kunsthistorisch onderzoek gaat het om te achterhalen wie het kunstwerk maakte en met welke materialen. In het forensisch onderzoek gaat het om het vinden van sporen en de persoon die ze achterliet.” Daarnaast willen zowel forensische experts als kunstdeskundigen het te onderzoeken voorwerp zo weinig mogelijk aanraken om beschadiging te voorkomen.

Krachten bundelen

De twee experts besloten hun krachten te bundelen en te onderzoeken of en in hoeverre de schilderijenscanner ook forensische sporen zichtbaar maakt.

Binnen het NFI werd een team gevormd bestaande uit deskundigen op het gebied van schotresten, biologische sporen en plaats delict-onderzoek. Een student van de master Forensic Science van de UvA werd aangetrokken om het onderzoek uit te voeren. Samen togen de onderzoekers naar het  Rijksmuseum, waar de enige schilderijenscanner in Nederland staat.

Doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in hoeverre de schilderijenscanner inzicht geeft in de aanwezigheid en spreiding van sporen die met andere onderzoekstechnieken niet of moeilijk zichtbaar zijn te maken. 

Een zwart t-shirt met bloedspatten werd gescand. Bloed is moeilijk te detecteren op een donkere ondergrond. Vijftien uur had de scanner nodig om het shirt met behulp van röntgenstraling te doorgronden. Het resultaat liet de onderzoekers versteld staan. Het bloed en de bloedspatpatronen waren duidelijk zichtbaar. De scanner had in kaart gebracht waar het chemische element ijzer, dat volop aanwezig is in bloed, zich op het shirt bevond.

In theorie kan door de positie van de sporen op bijvoorbeeld een trui van een slachtoffer zelfs worden afgeleid welke munitie welke verwondingen veroorzaakten.

Spermasporen zien door zinkgehalte

“Een ander probleem waar we in het forensisch onderzoek tegenaan lopen is achtergrondfluorescentie. Spermasporen worden vaak zichtbaar gemaakt met een forensische lichtbron. De sporen lichten dan op. Maar als de sporen zich op een neonkleurig kledingstuk bevinden of op een wit kledingstuk dat is gewassen met wasmiddel speciaal voor witte was, dan licht heel het kledingstuk op en is een klein spermaspoor lastig te vinden”, licht Van Asten toe.

“De schilderijenscanner heeft hier veel minder moeite mee. Sperma bevat veel zink en dit chemisch element is voor de scanner goed te detecteren en weer te geven.”

Bij schotresten maakt de scanner niet alleen de sporen zichtbaar, maar laat het apparaat ook zien als de schotresten een andere chemische samenstelling hebben. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er bij een schietpartij verschillende munitie wordt gebruikt. In theorie kan door de positie van de sporen op bijvoorbeeld een trui van een slachtoffer zelfs worden afgeleid welke munitie welke verwondingen veroorzaakten. Vervolgonderzoek in het laboratorium zou zelfs duidelijk kunnen maken welke munitie door welk wapen is afgevuurd en aan welke verdachte dit wapen toebehoorde.

Toekomstwens: sneller en mobieler scannen

Nu bekend is dat de techniek ook voor het forensisch onderzoek voordelen heeft, is het zaak om te onderzoeken of en hoe de scanner sneller en mobieler is te maken.

Idealiter zo mobiel dat de scanner mee kan worden genomen naar een plaats delict. En zo snel dat onderzoekers in het lab sporen direct zichtbaar kunnen maken, zodat ze de sporen meteen kunnen bemonsteren. “Dat is nu nog een wens voor de toekomst, maar met voldoende financiering zou dit over tien jaar best de praktijk kunnen zijn”, zegt Van Asten.

Wetenschappelijke publicatie

De bijzondere samenwerking tussen TU Delft, het Rijksmuseum, de UvA en het NFI heeft geleid tot een publicatie in het vooraanstaande Nature open access journal Scientific Reports