Tekst Meike Willebrands
Foto Fotodienst NFI
Leo Zaal en Annemieke de Vries staan sinds oktober aan het roer bij het NFI. Het duo kwam binnen in een onstuimige tijd. Nu, amper twee maanden later, staan zij voor de uitdaging om te sturen op de nodige verbeterpunten voor de organisatie. Zij hebben hun eerste indruk van het instituut gevormd en geven een blik op de toekomst. “We horen in één shirt te lopen. We hebben nu het gevoel dat we in veel verschillende shirtjes rondlopen. Dat werkt niet. We moeten één team zijn, één organisatie, één trots. Dat is de ambitie voor de komende jaren.”
Hoger plan
De kersverse directeuren zien het NFI als een instituut vol medewerkers met passie voor hun werk. Wat het NFI doet, is echt maatwerk merkt Annemieke de Vries directeur Wetenschap en Technologie op. “Dat vraagt groot tactisch inzicht van de medewerkers. Ik zie kansen om dat meer aan de buitenwereld te laten zien. Duidelijk maken dat het echt niet een kwestie is van stel onze forensisch deskundigen een vraag en het antwoord is er morgen. Het is gecompliceerder dan dat.”
Tegelijkertijd ziet ze ook dat het instituut het nodige te doen heeft ‘om het huis op orde te brengen’. Er gebeurt veel op allerlei terreinen, bijvoorbeeld op het gebied van Research&Development. De Vries is daar blij mee, maar vindt het net zo belangrijk dat daar ook een goed fundament onder zit en dat het aansluit bij de behoeftes van OM en politie. “Waarom doen we de dingen die we doen en kunnen we dat ook uitleggen aan de buitenwereld? Ik denk dat de vele initiatieven meerwaarde hebben als we die naar een hoger strategisch plan weten te brengen, onderbouwd met een heldere visie.”
Hoewel de directie onder de indruk is van de deskundigheid en het enthousiasme van de medewerkers, realiseren zij zich dat er ook een andere wereld is bij het NFI. Het instituut heeft zware jaren achter de rug van bezuinigingen, grote aantallen wisselingen op managementniveau en onderlinge spanningen. Dat heeft diepe littekens achtergelaten, merkt het tweetal. Zo sprak een NFI’er de hoop naar hen uit om weer licht aan het einde van de tunnel te kunnen zien in plaats van de lichten van de trein die op hem af komt denderen. “Medewerkers ervaren dat dus zo”, vertelt De Vries. “Het doet me veel dat medewerkers met zulke zorgen hun werk doen.”
Zelfreinigend vermogen
De nieuwe directeuren willen niets liever dan het tij keren. Toch ligt de sleutel niet alleen bij hen, denkt Zaal. “NFI’ers kunnen ons vertellen waar het schuurt, dan kunnen we samen naar een oplossing zoeken. Ik geloof persoonlijk erg in het vergroten van de zelfredzaamheid en leiderschap van medewerkers en het vermogen om daarmee zelf de nodige veranderingen in gang te zetten. Zo ben je niet afhankelijk van anderen.”
Dat wil hij ook bereiken in de relatie met het OM en de politie. Het NFI stelt zich soms erg afhankelijk op, stelt Zaal. De ambitie van de algemeen directeur is dat het NFI weer een trots kennisinstituut kan zijn. “Vanuit die positie kunnen we weer samen gaan werken. Als OM, politie en NFI zijn we namelijk wel van elkaar afhankelijk. Je moet eerst helder hebben wie we zijn, hoe goed we zijn en wat we niet goed kunnen. Vanuit die positie kunnen we weer de verbinding aangaan met onze partners. Maar dan wel als gelijkwaardige partner.”
Toekomstbestendige organisatie
Ook al zijn de directeuren nog maar net binnen, de negatieve krantenkoppen over het NFI van de afgelopen maanden zijn ook bij hen hard aangekomen. Zaal: “Ik vind het persoonlijk een erg mooie organisatie, met prachtige, spannende onderwerpen. Ik wil daarom de komende tijd op zoek naar hoe we van het NFI weer een trotse en vooral toekomstbestendige organisatie in het forensische domein kunnen maken. Ik denk dat in de nabij toekomst onze focus moet liggen op flexibiliteit en wendbaarheid. Als we daar geen inhoud aan kunnen geven, bewegen we onvoldoende mee met de markt.”
Aanbevelingen commissie
Nog geen week nadat de tweekoppige directie het NFI binnenstapte, is het kritische MIT-rapport van een onafhankelijke onderzoekscommissie uitgekomen. De commissie deed onder meer 22 aanbevelingen aan het NFI, die het instituut onder regie van de nieuwe directie zal overnemen. “De belangrijkste boodschap die ik uit het rapport haal, is dat we binnen het NFI meer moeten samenwerken, meer één organisatie moeten worden. Dan zijn we veel krachtiger en eenduidiger en kunnen we ook beter de vraag van onze klant behandelen”, aldus Zaal. De Vries leest in het rapport ook dat niet altijd helder is wie waar verantwoordelijk voor is en hoe de procedures zijn ingericht. Het is belangrijk om dit beter in te richten om zo onduidelijkheid bij leidinggevenden en medewerkers te voorkomen.
Het diagnosticeren van de problemen bij een organisatie is stap één. Dat is bij het NFI voor een groot deel al gedaan met het MIT-rapport, een cultuurrapport en een eigen actueel MWO (medewerkerswaarderingsonderzoek). Desondanks kijken de directeuren zelf ook goed rond waar het schuurt. “Medewerkers zijn zelf al bezig met hoe ze beter als team kunnen opereren en samenwerken. Dat begint op klein niveau, dat vind ik prachtig om te zien”, laat De Vries weten.
Kansen benutten
De directeuren willen de medewerkers ondersteunen door richting te geven en te sturen, maar uiteindelijk moeten de mensen zelf in beweging komen. Het tweetal waardeert het als mensen kansen zien en die benutten. Daar hoort bij dat medewerkers fouten moeten kunnen maken zonder dat ze daarop worden afgerekend als het mis gaat. “Een waardevolle les uit het MIT-rapport is verder dat mensen direct aan de bel kunnen trekken en dat wij daar ook gehoor aan geven en een veilige sfeer creëren. Zo wil ik graag dat we in de toekomst met elkaar omgaan”, aldus De Vries. Van Zaal mag het NFI vooral meer lef tonen. “Dat draagt ook bij aan onafhankelijkheid.”
De Vries en Zaal zullen er alles aan doen dat het NFI over vijf jaar nog steeds hét toonaangevende kennisinstituut is in het domein van de forensische opsporing en de vanzelfsprekende partner voor de opsporingsdiensten. “Dat ‘s ochtends bij het openslaan van de krant de mooie krantenkoppen weer in het oog springen. Dat is niet alleen onze hoop, maar onze ambitie.”