Tekst Meike Willebrands
Foto Stockfotografie NFI / Fotodienst NFI
Nadat een ernstig misdrijf zoals een moord is gepleegd, kan de Forensische Opsporing van de politie de expertise van het team Plaats Delict Innovatie van het NFI inroepen. De forensisch sporendeskundigen komen dan ter plaatse om bijvoorbeeld complexe bloedspoorpatronen te analyseren, bemonsteren en interpreteren. Die kunnen de nodige aanwijzingen geven over wat zich op een fatale dag heeft afgespeeld, vertelt bloedspoorpatroondeskundige Dennis Boon. “Als je niet voldoende kennis, opleiding en ervaring hebt, zie je dingen over het hoofd die er misschien wél zijn. Dat zit ‘m vaak in de details.”
Boon is vijftien jaar geleden bij het NFI begonnen op de afdeling DNA-vooronderzoek, waar hij in het laboratorium zogenoemde stukken van overtuiging (bewijsstukken) heeft onderzocht op sporen. Getriggerd door de dossiers van strafzaken die hij voorbij zag komen, vroeg Boon zich steeds meer af waar de bewijsstukken vandaan kwamen. Zijn interesse ging steeds verder terug naar waar het forensisch onderzoek begint: de plaats delict (PD).
In 2008 waagt hij de overstap naar het Mobiel Forensisch Team, dat inmiddels is omgedoopt tot team Plaats Delict Innovatie. Een kleine club die in 2005 is opgericht. Voor die tijd werden de deskundigen van het NFI individueel gevraagd om vanuit hun expertise naar een PD te komen. Dat kwam steeds vaker voor en daarom is destijds gekozen voor een multidisciplinair PD-team, samengesteld uit deskundigen op het gebied van o.a. humane biologische sporen (DNA), vezelsporen en vingersporen. Inmiddels is het team uitgebreid met wetenschappelijk onderzoekers en steekt het veel tijd in innovatie.
Keuzes maken
Boon heeft opleidingen voor bloedspoorpatroonanalyse gevolgd in Canada (2005, 2007 en 2008). Hij heeft voor het PD-onderzoek gekozen omdat hij graag vroeg betrokken is bij het forensisch onderzoek zodat hij zelf beslissingen kan nemen. “Wat ga ik bemonsteren en waarom? Waar ik bij het sporenonderzoek op het lab onderzoek deed aan al in beslag genomen bewijsstukken, staat alles op een PD nog open en maak je zelf de belangrijke keuzes”, vertelt hij.
De bloedspoorpatroondeskundige en zijn team komen in beeld bij vaak heftige zaken met veel bloed. De context van een PD vindt Boon zo interessant omdat die hem veel meer kan vertellen dan een los bewijsstuk. “Niet zozeer de sporen die je aantreft, maar de manier wáárop. Of de manier waarop je een slachtoffer ziet liggen”, legt hij uit. De deskundigen zien natuurlijk vaker schietincidenten of slachtoffers die zijn doodgeslagen of -gestoken, maar hoe een PD er uitziet en welke keuzes ze dan maken, is altijd anders. Juist dat is wat Boon zo uitdaagt.
Expertise NFI
De vraag van de politie en het OM staat altijd centraal voor de NFI-deskundigen. Vaak gaat die over het bloedspoorpatroononderzoek. Wat vertellen bloedsporen over wat zich mogelijk heeft afgespeeld? “Wat wij aantreffen, kan later een belangrijke rol spelen. Bijvoorbeeld als de recherche meer tactische informatie verzamelt en een getuige of verdachte hoort. Die verklaringen kan de politie toetsen aan onze bevindingen. Het kan helpen de puzzel te leggen”, vertelt Boon. Het NFI en de politie vullen elkaar aan op de PD. De Forensische Opsporing van de politie heeft zelf bepaalde kennis en kunde. Als een zaak complex is of als de politie een vraag zelf niet kan beantwoorden, kan het om de expertise van het NFI vragen.
Boon haalt informatie uit een bloedspoorpatroon die een leek niet ziet. “Dat zit vaak in kleine, genuanceerde dingen”, laat hij weten. “In de basis gaat het om het classificeren van wat voor patronen je ziet en wat dat betekent in de context. Heeft hier iemand gelopen die bloedde en is zo bloed op de muur terecht gekomen? Zie je ‘passieve’ bloedspatten? Of is iemand geslagen en vind je daarom bloedspatten op de muur, een ‘impactpatroon’?”. Dat zijn de schoolvoorbeelden, op een PD lopen patronen vaak door elkaar. Het is aan de deskundigen om te zoeken naar specifieke karakteristieken die een indicatie kunnen geven hoe een bloedspoor is ontstaan.
Zo interpreteren ze steeds wat ze zien en proberen daarbij te anticiperen op alternatieve scenario’s. Bijvoorbeeld van de verdediging. Voor een mogelijk noodweer-verweer zoeken de deskundigen naar sporen die dat scenario kunnen bevestigen of ontkrachten. Boon omschrijft zichzelf als iemand die zaken van nature van twee kanten bekijkt. Hij verplaatst zich in zowel slachtoffer als dader. Inlevingsvermogen is een eigenschap die hem helpt om een open blik te houden waarin alles mogelijk is.
Alles laten vallen
Na tien jaar plaats delict onderzoek, stapt Boon nog altijd gemotiveerd in de auto nadat zijn team door de politie is gebeld. Op zo’n moment laat hij alles vallen. Gek genoeg brengt hem dat rust, de chaos van alledag staat even stil. De focus ligt dan op de zaak. De deskundigen gaan altijd in duo op pad, dat is noodzakelijk voor de kwaliteit van het PD-onderzoek. Ze benoemen wat ze zien, houden elkaar scherp op lange dagen en sparren over de interpretatie van wat ze aantreffen.
Het team van vijf deskundigen is betrokken bij ongeveer veertig a vijftig onderzoeken per jaar. Voordat het PD-team aanwezig is, krijgt het vaak al de nodige informatie van de politie. Bijvoorbeeld of het slachtoffer is doodgestoken of doodgeslagen. Ervaringen uit eerdere zaken komen dan goed van pas. Zo weet het team dat bij een groot aantal steekincidenten de steker zelf ook gewond raakt. “Met die kennis ga ik specifiek op zoek naar bloedsporen die niet van het slachtoffer zijn. Zo probeer je al voor te sorteren op je onderzoek en ben je meteen gefocust op de inhoud.”
Anne Faber
Die inhoudelijke focus verdrijft voor Boon de emoties van de zaak. Hij schrikt niet meer zo snel van wat hij ziet. De zaken die hem het meest bijblijven, zijn zaken die al vooraf in de media zijn geweest. Dat besef drong bij Boon door bij de zaak Anne Faber, waar hij met collega’s op de plaats delict is geweest. “Je ziet haar foto uit de media voor je en weet om wie het gaat. Dan is de lijn tussen wel of niet emotioneel betrokken zijn dunner dan bij een anoniem slachtoffer.”
In tegenstelling tot politie of ambulancepersoneel, blijven de PD-deskundigen redelijk op afstand. Ze hebben geen contact met nabestaanden en komen voor een technisch verhaal. Toch staat het team soms in intieme omgevingen zoals de woning van een net vermoord slachtoffer waar de foto’s van de kinderen aan de muur hangen, hun tekeningen aan de koelkast. “Daar heb je het onderling wel over met elkaar”, zegt Boon. “Toch lukt het mij goed om een PD als één groot bewijsstuk te zien, waar wij sporen veiligstellen om een zo goed mogelijke reconstructie van de gebeurtenissen mogelijk te maken.”
Database met ervaringen
Ervaring is daarbij belangrijk, benadrukt Boon. Maar die ervaring zit opgeslagen in het hoofd van mensen en is op dit moment nergens in een database terug te vinden. Die ervaringen wil het team daarom de komende tijd expliciet gaan maken, zo staat beschreven in hun nieuwe visie op forensisch PD onderzoek. De doelstelling is om delict-generiek te documenteren wat voor soort bloedspoorpatronen kunnen worden aangetroffen bij bijvoorbeeld steekincidenten of juist slag-of schietincidenten. Hoe ziet een PD er dan uit? Waar moet je op letten? “Als we zo’n database met ervaringen hebben, kun je van tevoren opzoeken wat voor soort bijzonderheden je kunt tegenkomen. Dergelijke innovaties helpen om beter gefundeerde keuzes te maken, wat de kwaliteit van het onderzoek ten goede komt.”
Blote voeten
Boon is ook zelf weleens op het verkeerde been gezet op een PD. Hij trof schoenafdrukken en voetafdrukken met bloed op de vloer aan. Het slachtoffer had blote voeten, waardoor hij en zijn collega logischerwijs dachten dat de voetafdrukken wel eens van het slachtoffer zouden kunnen zijn en de schoenafdrukken van de dader. “Nu bleek later dat een verdachte daar zowel op blote voeten als op schoenen had gelopen waardoor beide sporen ook van de verdachte konden zijn. Dat zijn van die leermomenten om te delen.” Dit soort ervaringen benadrukken hoe belangrijk en zinvol de komst van een database is zodat anderen niet in dezelfde val lopen.
De meerwaarde van het NFI op een PD zit vooral in de aanpak, het logisch beredeneren van wat wordt aangetroffen en het anticiperen op alternatieven. “Wat zijn aannemelijke verklaringen voor sporen of patronen? Waarom stel je dat ene spoor veilig en niet die ander?", aldus Boon. "Een bloedspoor bemonsteren kan in principe iedereen. Voor de komende jaren willen we het impliciete ‘waarom’ en de kennis en ervaring die daaraan ten grondslag liggen, samen met de politie expliciet maken. Die ontwikkeling en innovatie gaan we de komende jaren zien in het forensisch PD-onderzoek.”