Tekst Menno Groenewegen

Bij winkeldiefstallen is de aanvraag van OM of politie voor een onderzoek bij het NFI simpel en helder te doen. En bij de complexe rechercheonderzoeken met een grote maatschappelijke impact  - waarvoor een Team Grootschalig Opsporing (TGO) wordt geformeerd  - zitten zeer ervaren coördinatoren, die heel goed weten hoe ze de juiste onderzoeksvraag voor het NFI moeten formuleren. De échte winst van het stellen van de juiste onderzoeksvraag is te behalen bij zaken die serieus ernstig zijn zoals zedenmisdrijven en gewelddadige overvallen maar te ‘klein’ zijn voor het formeren van een TGO. 

“Als we bij deze zaken aan het begin gezamenlijk de juiste onderzoeksvraag kunnen formuleren, krijgen politie en OM naar verwachting ook beter bruikbare resultaten van ons terug,” aldus Enid van Ommeren, projectleider Vraagsturing in zaakonderzoek. “Zeker als we ook nog maatwerkafspraken kunnen maken over het tijdig leveren van onderzoeksresultaten  zodat politie en OM verder kunnen in de opsporingsfase.” Het is een regelmatig gehoorde frustratie, het gebrek aan snelheid die gemaakt kan worden in deelonderzoeken bij het NFI als dat nodig of wenselijk is voor het onderzoek.

Toegevoegde waarde

“In deze pilot kijken we wat de mogelijkheden zijn om de toegevoegde waarde van het NFI-onderzoek voor lopende zaken van de politie en het OM te vergroten. En tegelijkertijd hopen we onze gelimiteerde onderzoekcapaciteit beter te kunnen benutten.” Samen met het Openbaar Ministerie en de politie-eenheden Limburg en Midden Nederland onderzoekt het NFI of ze de manier waarop onderzoeken worden aangevraagd en gecoördineerd beter kunnen inrichten.

Nadine, officier van Justitie bij het parket Midden Nederland beaamt dat. "De rechercheurs die aan dat soort zaken werken, denken vaak dat ze de onderzoeksvraag moeten opsplitsen in losse producten. Dat is namelijk zoals het NFI nu de intake en het werk heeft georganiseerd. We denken nu teveel in producten en te weinig in wat we willen weten. Bovendien bepalen wij als OM en politie op deze manier teveel wat het NFI moet gaan doen, terwijl de deskundigen van het NFI het best kunnen bepalen wat nodig is om tot het antwoord te komen."

Veel winst te behalen

“In de pilot hebben we met elkaar afgesproken dat de tactische recherche, forensische opsporing en de officier van justitie samen standaard verkennen welke onderzoeksvragen voor hen in een zaak relevant zijn", zegt Van Ommeren. "Voorheen gebeurde dat niet standaard in deze samenstelling. Sterker nog het kan in de huidige praktijk buiten deze pilot voorkomen dat een forensisch rechercheur een onderzoeksvraag stelt die tactisch niet meer relevant is.” Er is volgens de projectleider veel winst te behalen als dingen beter op elkaar worden afgestemd en georganiseerd.

Kort na deze eerst afstemming wordt ook het NFI betrokken om samen te bekijken wat de beste onderzoekstrategie is om te volgen. “We kijken samen wat er in een specifieke zaak nodig is en maken afspraken over de termijn waarop de onderzoeksresultaten er zouden moeten zijn. Ook worden vooraf afspraken gemaakt  hoe politie en OM de onderzoeksresultaten gerapporteerd willen hebben, gecombineerd in één rapport of los van elkaar”, vervolgd Van Ommeren. “Als NFI willen we  hierin graag flexibeler zijn maar het vraagt nogal wat om het daadwerkelijk te organiseren. In deze pilot sturen we met de hand op dit proces. Maar als politie, OM en NFI op deze manier op landelijke schaal het werk willen gaan organiseren zou dat meer geautomatiseerd moeten.”

Nadine is enthousiast over de nieuwe manier van werken waarbij het NFI zich flexibiler en meer vraaggestuurd opstelt. "Het sluit aan bij onze wens om meer de juiste expertise te benutten, de onderlinge communicatie te verbeteren en sneller te leveren. Voor ons als OM en politie geldt dat we nog beter moeten worden in het stellen van de juiste vraag. Maar dat heeft tijd nodig."

Zaak coördinatie

“Ook kijken we hoe de coördinatie op een zaak en de bijbehorende forensische onderzoeken verlopen bij zowel het NFI als bij de politie en het OM. Kan dat beter? In Limburg wordt gewerkt met een inzetcoördinator. In overleg hebben we besloten om bij de eerstvolgende multidisciplinaire of complexe (TGO) zaak ook te gaan werken met een interne NFI zaakcoördinator. Die zal het overzicht houden op de voortgang en eventuele inhoudelijke relatie van al de verschillende onderzoeken die het NFI doet in die zaak.” Deskundigen van de betrokken deskundigheidsgebieden zullen dan samen met de NFI zaakcoördinator én contactpersonen van het OM en politie, periodiek bij elkaar komen om gezamenlijk te bekijken wat de voortgang is, welke actuele vragen leven in de zaak en hoe de resultaten het best gerapporteerd kunnen worden.

“Het is minder gemakkelijk te realiseren dan je in eerste instantie zou denken”, laat Van Ommeren weten. “Bij het NFI moeten we bijvoorbeeld goede afspraken maken over wat een zaakcoördinator doet en hoe deze zich verhoudt tot andere rollen.  Waar vullen die elkaar aan, waar zitten ze elkaar mogelijk in de weg en hoe organiseren we dat op een goede manier? En dat moet niet alleen intern bij het NFI passend gemaakt worden voor een bepaalde zaak. Het moet ook passen op de processen en werkwijzen bij de politie en OM. Dat proberen we in deze pilot met elkaar uit te vinden en inzichtelijk te krijgen.”

DNA- onderzoek

Eerst een snel DNA-identificatieonderzoek?

In het klanttevredenheidsonderzoek van een jaar geleden hebben politie en OM aangegeven dat zij graag willen dat het NFI prioriteit zou geven aan een mogelijke versnelling van DNA-onderzoek omdat zij dan sneller een naam hebben van een verdachte waarmee ze verder kunnen in hun onderzoek. In veel zaken zit wel een DNA-component. Dus als het mogelijk is om daar het forensisch onderzoek flink te versnellen, heeft dat een positief effect op héél veel zaken waar de politie en OM druk mee bezig zijn. “Het feitelijke versnellen van het DNA identificatieonderzoek is een ander project. Maar we komen de vraag om versnelling natuurlijk wel tegen in onze pilot. Als we samen met de politie een snelle DNA-identificatielijn in kunnen richten wordt het mogelijk om vanuit  DNA-opsporingsinformatie (mede) te bepalen welke aanvullende forensische onderzoeken nodig zijn bij politie of het NFI. En dit vanuit een vraag gestuurde aanpak.”

“We zetten de eerste stappen in deze pilot om in beeld te krijgen hoe we ervoor kunnen zorgen dat de goede onderzoeksvragen, goed gecoördineerd bij het NFI binnenkomen en op tijd de gewenste onderzoekresultaten opleveren. Als we straks deze werkwijze compleet in beeld hebben komt de volgende uitdaging voor ons als ketenpartners; de landelijke implementatie van deze werkwijze.”