Tekst Christel van der Meer
Een paar harde knallen, een ruit met kogelgaten en verspreid op straat meerdere hulzen. Met welk wapen schoot de dader? En is dit wapen al bij een eerder schietincident gebruikt? De forensische opsporing van de politie (FO) verzamelt de hulzen en kogels op de plaats delict, doet er onderzoek naar en stuurt ze meestal in naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Anoek van Someren is een van de onderzoeksmedewerkers bij het team Wapens en Werktuigen dat jaarlijks 600 onderzoeken doet aan vuurwapens, hulzen en kogels. Ze beschrijft de ontvangen stukken van overtuiging (SVO’s) en vergelijkt deze zowel onderling als met kogels en hulzen die bij eerdere schietincidenten zijn aangetroffen. “Als het lukt om meerdere zaken aan elkaar te koppelen, geeft dat extra veel voldoening.”
Wil je schieten met een vuurwapen dan heb je daar munitie voor nodig. Voor een vuurwapen is dat een patroon. Die bestaat uit een huls met daarin een kogel, kruitlading en slaghoedje. Haal je de trekker over dan tikt de slagpin tegen het slaghoedje, door de wrijving ontsteekt het slagsas waardoor het kruit gaat ontbranden met als resultaat: de kogel schiet uit de loop van het wapen en de huls wordt uitgeworpen.
“Het laden van een vuurwapen en het verschieten van een patroon laten sporen achter op de huls en kogel. Het gaat hier om algemene systeemsporen en specifieke kenmerken. Die bekijken en vergelijken we met hulzen en kogels die op een plaats delict zijn gevonden, maar ook met eerder aangetroffen hulzen en kogels”, vertelt Van Someren. “Zo maakt het slagpingat in de onderkant van de huls een indruk, in het slaghoedje. Het ene wapen maakt daar een rechthoek van, de ander een rondje”, legt ze uit. Maar zo laten onder andere ook de patroontrekker, die de patroon uit de kamer ‘trekt’ en de hulsuitwerper, die de huls na een schot uit het wapen ‘duwt’, bepaalde sporen achter.
Het eerste deel van haar onderzoek is de systeemsporen op kogels en hulzen in beeld brengen door ze te tekenen en beschrijven op een zogeheten waarnemingsformulier. Daarna kijkt ze of ze wel allemaal uit hetzelfde soort wapen kunnen komen, dus of ze dezelfde systeemsporen hebben. De microscoop is daarin onmisbaar. “Daar heb ik de microscoop echt voor nodig, want met het blote oog zijn niet alle sporen heel duidelijk te zien. Ik kijk of die systeemsporen op de ene gevonden huls overeenkomen met de andere huls.” Heeft de ene huls een rechthoekig slagpingat en de andere huls een ronde, dan komen die dus niet uit hetzelfde soort wapen.
Eigen naambordje
Naast de systeemsporen laten wapens ook kraslijnen en oneffenheden achter op hulzen, dat zijn specifieke kenmerken. Die vergelijkt ze onder een speciale vergelijkingsmicroscoop. “Deze microscoop staat in een apart hokje en daar breng ik zo veel tijd in door dat mijn collega’s vaak gekscherend zeggen dat mijn naambordje er zou moeten hangen”, vertelt ze lachend. Met de vergelijkingsmicroscoop zet ze de kraslijnen in twee hulzen tegen elkaar aan om te zien of ze overeenkomen. “Dat kost veel tijd. Het is spelen met het licht om de krassporen goed zichtbaar te krijgen”, vertelt ze terwijl ze aan meerdere knoppen draait om de hulzen allebei scherp in beeld te krijgen.
Waarom bekijkt ze alle hulzen in een zaak niet meteen onder deze vergelijkingsmicroscoop, dan zie je toch ook of ze overeenkomen en kan je de eerste vergelijking overslaan? “Het is best wel een klus om ze steeds naast elkaar te zetten en te vergelijken. Dat kost veel tijd. Met de eerste microscoop, de binoculair, kan ik veel sneller uitsluiten of iets uit hetzelfde wapen komt, dat is echt een vooronderzoek. Ik kan dan al heel snel zien of ze globaal dezelfde sporen hebben. De vergelijkingsmicroscoop gebruik ik om echt op detailniveau te kijken naar overeenkomsten en verschillen”, legt Van Someren uit.
30.000 kogels en hulzen
De hulzen vergelijkt ze ook met de Landelijke Verzameling Kogels en Hulzen (LVKH) om te zien of een wapen al eerder is gebruikt. In de LVKH zitten ongeveer 30.000 hulzen en kogels van ruim 10.000 schietincidenten, verzameld sinds 1963. Ze kijkt in eerste instantie eerst naar exemplaren die pas twee tot drie kalenderjaren in deze verzameling zitten. En dan uiteraard ook alleen naar de hulzen die uit een zelfde merk/model wapen komen, maar alleen als ze een specifiek merk/model vuurwapen kan vaststellen. “Dus als ik aan de systeemsporen zie dat er met een Glock is geschoten, dan pak ik de bak met hulzen en kogels die ook met dit merk pistool zijn verschoten”, legt ze uit.
Daarnaast vergelijkt ze de munitiedelen met IBIS, Integrated Ballistics Identification System. Dit systeem van politie en NFI bevat 4500 hulzen van zo’n 3700 schietincidenten vanaf 2005 én 40.000 proefhulzen van 22.000 in beslag genomen vuurwapens. IBIS vergelijkt automatisch munitie uit eerdere zaken. Dit systeem is onlangs vernieuwd en kan daardoor nauwkeuriger hulzen vergelijken. “We vergelijken altijd handmatig en met IBIS als een extra controle, omdat we geen match willen missen.” Op verzoek van de politie (bijvoorbeeld in een cold-case zaak) kan een zaak ouder dan 2005 worden vergeleken.
Glock is populair
Het bepalen met welk merk/model vuurwapen de munitiedelen zijn verschoten is wat haar betreft echt een ervaringsvak. Na 2,5 jaar herkent ze steeds sneller en beter de systeemsporen die horen bij bepaalde wapens zoals een Glock of een Kalasjnikov. “Soms zie ik ook mooie sporen, maar kan ik die niet plaatsen bij een merk/model wapen. Dan vraag ik dat aan collega’s. Dan blijkt dat zo’n wapen jaren geleden veel opdook, maar nu al een hele tijd niet meer.” Want ook voor wapens geldt dat daar trends in zijn. Meest voorkomend zijn de pistolen van het merk Glock. Maar ook omgebouwde gas-/alarmpistolen worden de laatste jaren veelvuldig gebruikt.
Meerdere zaken aan één wapen koppelen vindt ze het mooiste aan haar vak. Zo krijgt politie duidelijkheid over dat een wapen niet bij één maar meerdere schietincidenten betrokken was. “Laatst had de politie het vermoeden dat twee zaken aan elkaar gekoppeld konden worden, dus dat de hulzen en kogels uit hetzelfde wapen kwamen. Toen vergeleek ik ze met de LVKH en bleek dat ze aan nog twee andere schietincidenten te koppelen waren. Daar was de politie heel blij mee. Dan blijkt heel concreet wat je kan bijdragen aan de opsporing en dat vind ik erg bijzonder”, besluit ze.