Tekst Meike Willebrands
NFI’ers doen wetenschappelijk onderzoek om complexe vraagstukken in de opsporing te helpen oplossen met innovaties. Soms is de oplossing onverwacht simpel. Zoals bij het onderzoek naar hoe glas zich gedraagt bij misdrijven. Om dat gedrag te onderzoeken, zijn vaak experimenten nodig en die kosten dagen werk. Totdat zich plots een mogelijkheid aanbood om het onderzoek te versnellen. Het bleek gewoon te koop in de hobbywinkel: glow-in-the-dark-knutselzand. “Soms kan het zo eenvoudig zijn,” lacht onderzoeker Jaap van der Weerd: “We kunnen scenario’s nu snel en eenvoudig toetsen.”
Glas speelt een rol bij allerlei misdrijven. Denk aan inbraken: iemand tikt een ruitje in. Maar ook bij plofkraken komt glas op de kleding van de dader terecht. Als een verdachte in beeld is, kan het NFI de glasdeeltjes op de kleding vergelijken met het glas op de plaats delict. Als dat overeenkomt, heeft de verdachte wat uit te leggen. En dat gebeurt ook vaak: ‘Ik ben niet de inbreker, dat was iemand anders waar ik tegenaan heb gestaan in de kroeg. Zo is het glas overgedragen.’ Maar hoe waarschijnlijk is dat?
Om daar onderbouwd iets over te kunnen zeggen, wil het NFI het gedrag van sporen kennen. Wanneer dragen ze over? Hoe verlies je ze? Twee jaar geleden startte het NFI daarom met het ontwikkelen van methoden die helpen om het gedrag van sporen beter te onderzoeken. Te beginnen met glassporen, waar de Hogeschool van Amsterdam (HvA) een bijdrage aan levert.
Monnikenwerk
Het gedrag van glasdeeltjes onderzoeken is complex, ze zijn met het blote oog vaak niet zichtbaar. “Reconstructies van misdrijven met glassporen zijn met de klassieke methodes tijdrovend”, vertelt Van der Weerd, deskundige Microsporen bij het NFI. “Stel we vinden bij de verdachte van een inbraak glasstukjes op zijn kleding. Maar die persoon zegt dat hij onschuldig is en dat die deeltjes zijn overgedragen via de jas van de echte dader, die naast de zijne hing. Dan wil je onderzoeken of dat aannemelijk is.”
Onderzoekers tikken dan een ruitje in zodat glas op een jas terechtkomt. Die jas moeten ze vervolgens uitkloppen op het lab om alle glasdeeltjes eruit te krijgen. Dat zijn minuscule stukjes die ze onder een microscoop onderzoeken en tellen. Dat kan dagen duren: het is namelijk niet alleen glas wat je uitklopt, maar ook zand en die twee lijken op elkaar. “Dat moet je een paar keer herhalen, vervolgens hang je de jas aan een kapstok en herhaal je alles weer. Daarna onderzoek je de jas die er tegenaan hangt om te zien of en hoeveel glasdeeltjes je terugvindt. Zo’n scenario reconstrueren is monnikenwerk”, weet de onderzoeker.
Ingenieus camerasysteem
Dat moest sneller kunnen. “Zo ontstond het idee om op zoek te gaan naar materiaal dat representatief is voor glas én dat we makkelijk zichtbaar kunnen maken”, zegt Van der Weerd. “Zo stuitten we op glow-in-the-dark-zand, dat qua samenstelling goed op glas lijkt. Het wordt verkocht als knutselzand voor kinderen.”
De onderzoekers hebben vervolgens een ingenieus camerasysteem gebouwd om de glow-in-the-dark-deeltjes zichtbaar te maken en te meten. De onderzoekers hebben twee blacklight lampen opgehangen. Als die worden aangezet laden de glow-in-the-dark-deeltjes op. Na enkele seconden gaan de lampen weer uit en maakt de camera direct een foto. Een microcomputer stuurt de lampen en de camera automatisch aan: één druk op de knop is genoeg. Het resultaat: een foto van een soort sterrenhemel met allemaal oplichtende puntjes.
Reconstructies
Nu de onderzoekers een goed zichtbaar alternatief voor glas hebben gevonden, hoeven ze geen glas meer uit te kloppen. Ze kunnen scenario’s nu als het ware naspelen met het zand. Zo zie je precies waar op de kleding de deeltjes zitten en kun je ze eenvoudig tellen. Want ook dat hoeft niet langer handmatig: een student heeft een algoritme gemaakt dat die lichtgevende deeltjes op de foto automatisch telt. “Je kunt de korreltjes zand dus fotograferen en tellen terwijl ze nog op de kleding zitten. Dat gaat enorm snel. En na het tellen kun je gewoon doorgaan met een volgende handeling. Je hoeft dus niet steeds opnieuw te beginnen.”
De onderzoekers hebben allerlei experimenten gedaan. Zo zijn ze in een autostoel gaan zitten met wat zand op hun kleding. Vervolgens is iemand anders op die stoel gaan zitten om te zien óf en hoeveel er overdraagt. Of: hoe dragen de deeltjes over bij een korte omhelzing? Ook is getest hoe lang glasdeeltjes blijven zitten op kleding: want als een inbraak enkele uren geleden is, kun je het daarna nog wel meten? “Normaal kosten dit soort testen enkele maanden. Met de nieuwe methode slechts drie dagen”, zegt de onderzoeker.
Vervolgonderzoek HvA
De eerste resultaten zijn zo positief, dat de techniek nu al indicatief ingezet kan worden in strafzaken. Maar om een nog beter beeld te krijgen, gaat een student van de HvA het komende halfjaar doortesten met de cameraopstelling en het knutselzand. “We willen nog meer data genereren”, zegt hoofddocent Annemieke van Dam. “Een studente gaat het onderzoek verder verdiepen. Zij vergelijkt de verschillende groottes van het knutselzand en het gedrag daarvan: wanneer valt het, wanneer blijft het nog zitten en na hoe lang nog? Daarnaast test ze met verschillende ondergronden: katoen, wol, polyester.” Met de data die de studenten verzamelen, gaat een NFI-er vervolgens aan de slag om er statistisch onderbouwd een bewijskracht aan te kunnen koppelen.
Van Dam is enthousiast over het onderzoek. “Het is een simpele, creatieve en vernieuwende tool om goede analyses mee te doen. Het scheelt onderzoekers veel tijd én geeft meer inzicht in het gedrag van glassporen.”