Tekst Ruben Murk
De Australische politie beet zich dertig jaar lang stuk op een zaak die draaide om de moord op de 8-jarige Louise Bell. Jarenlang vermoedde de politie wel wie de dader was, maar het overtuigende bewijs ontbrak. Totdat DNA-deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in 2012 een minimaal spoor op een pyjamajasje aan Dieter P. konden linken. 11 november 2016 volgde de ontlading: de rechter veroordeelt P.
“Als je heel erg betrokken bent bij een zaak, dan is het een heel mooi moment als je zo’n match vindt. We hadden eigenlijk heel lage verwachtingen toen we aan de zaak begonnen. De Australische politie had al onderzoek gedaan naar de DNA-extracten en hoewel er wat aanwijzingen waren, was dat niet voldoende om de verdachte aan te houden”, herinnert Bas Kokshoorn zich.
Hij is één van de DNA-deskundigen die aan de zaak werkten en moest eerder dit jaar de resultaten van het NFI-onderzoek verdedigen voor het Australische Supreme Court.
Verdwijning
Het meisje Louise uit Adelaide verdween in 1983 spoorloos uit haar slaapkamer, waar ook haar zusje lag te slapen. Het bovenstuk van haar pyjama werd teruggevonden bij een rivier. Het was – samen met een set oorbellen - de enige aanwijzing die iets vertelde over wat er met het meisje gebeurd moest zijn.
Tot op de dag van vandaag heeft P. iedere betrokkenheid bij de moord op Louise ontkend. Het meisje is nooit meer teruggevonden. “De rechter heeft hem bij het vonnis gezegd dat als hij vertelt waar hij het lichaam heeft achtergelaten, hij daarmee rekening zou kunnen houden bij het bepalen van de hoogte van de straf. Maar P. heeft daar niets over gezegd en overweegt in hoger beroep te gaan.”
Drie buisjes
De Australische politie pakte de zaak enkele jaren geleden opnieuw op. P. zat toen al vast voor de moord op een jongen. “Zij namen contact met ons op en vroegen of wij met een nieuwe zeer verfijnde techniek naar de DNA-sporen wilden kijken. We kregen drie buisjes met restjes DNA. Ze hadden deze zelf al geanalyseerd, maar zonder resultaat”, vertelt Kokshoorn.
Details van de zaak kenden de NFI-deskundigen toen nog niet. “We wisten dat het DNA afkomstig was van de pyjama van het slachtoffer.” Pas later werd duidelijk hoe uniek het daadwerkelijk was dat er nog DNA van P. van de pyjama was veiliggesteld. “De pyjama was bij een rivier teruggevonden. Met forensisch onderzoek was aangetoond dat de pyjama vervolgens is uitgespoeld en opgevouwen. Later is deze teruggevonden op het gazon van de buurvrouw van Louise”, legt Kokshoorn uit. “Bovendien, in 1983 wist nog niemand wat DNA was. De pyjama was niet bewaard volgens de standaarden die we tegenwoordig kennen.”
We've got him!
Kokshoorn herinnert zich nog goed dat hij te horen kreeg dat er een match was. “Toen de resultaten van het lab binnenkwamen, was ik op vakantie op Malta. Een collega belde mij en zei: ‘We’ve got him’. Zo’n match geeft wel een kick.”
De verfijnde techniek waarmee Kokshoorn en zijn collega’s de match konden maken, heet Low Copy Number (LCN). “Heel wat grote namen uit de wereld van het forensisch DNA-onderzoek hebben op verzoek van de aanklagers in deze zaak onze resultaten tegen het licht gehouden. Zij konden zich allemaal vinden in onze conclusies.”
Cruciaal bewijs
Het net rond P. heeft zich met het DNA-bewijs gesloten. De kans dat dit DNA-profiel zou worden gevonden bij een willekeurige man, is kleiner dan één op één miljard. “Ik en mijn collega zijn tijdens de zittingen in de zaak twee keer gehoord. Over alle details moesten we informatie aanleveren. Met behulp van video-opnamen van de labs hebben we laten zien waar we de onderzoeken hebben uitgevoerd. De verhoren zijn een stuk intensiever dan bij ons in Nederland.”
Op 11 november volgde de uitspraak. Kokshoorn was thuis toen hij die dag om 7.30 uur een telefoontje kreeg van de Australische politie: “He is guilty. And we’re all a little bit drunk.”
Begin december hoort P. welke straf hij krijgt.