Tekst Nicky Jansen
De nachtmerrie van de Brabantse moeder kwam die avond uit: nadat ze had gewerkt en haar 8-jarige dochter bij de oppas had opgehaald, vertelde haar kleine meisje een vreselijk verhaal. De vriend van haar oppas had vieze dingen met het meisje gedaan. Ze had niks mogen zeggen, in ruil voor speelgoed.
Ze vertelde haar moeder wat de man met haar deed als zijn vriendin bijvoorbeeld even boodschappen was gaan doen. In zijn logeerkamer moest zij zich dan uitkleden. Hij betastte haar, zij moest hem ook betasten. Hij ging met allerhande attributen en met zijn vingers bij haar naar binnen en zij moest hem oraal bevredigen. Ze vond het vies en was het beu.
Stroomversnelling
De volgende dag staat de moeder met haar dochter op het politiebureau. Alles komt in een stroomversnelling: het meisje doet haar verhaal in een speciale verhoorstudio en Wouter Karst, forensisch arts bij het NFI, wordt opgeroepen om die middag naar het ziekenhuis te komen. Daar is een speciale onderzoeksruimte voor vermoedelijke slachtoffertjes van misbruik.
“Een zedenonderzoek als deze is voor het kind niet traumatisch”, legt Karst uit. Elk kind dat hij ziet en onderzoekt, gaat gewoon de onderzoeksruimte weer uit alsof ze bij de huisarts is geweest. De verpleegkundige die het meisje zal begeleiden kijkt hem verbaasd aan. Zíj ziet als een berg tegen het onderzoek op. Ze heeft gehoord wat het kind is overkomen en beeft van walging en woede. Hoe moet zij zich straks gedragen tegenover dit kind dat zo heeft geleden? “We moeten ons met ons volwassen brein niet willen verplaatsen in een kinderbrein”, legt hij uit. “Het kind legt geen verband tussen het gebeurde en het medische onderzoek in het ziekenhuis”.
Karst gaat de onderzoeksruimte in waar moeder en kind al wachten. Ook zijn de verpleegkundige, twee forensisch rechercheurs en de zedenrechercheurs - die het verhoor ‘s ochtends hebben gedaan - aanwezig. En de kinderarts van het ziekenhuis, want hij zal het meisje over twee weken weer zien, om de SOA-tests te herhalen en het meisje verder te begeleiden.
Niks mag pijn doen
Hij stelt het meisje direct op haar gemak. Tussen de vragen over school en of de juf wel lief is, vertelt hij wat hij gaat doen. Met wattenstaafjes gaat hij haar aanraken. Als het pijn doet, moet ze het zeggen, want niks mag pijn doen. Ok?
Het kind vindt het al niet meer zo interessant wat Wouter Karst vertelt, want de verpleegkundige blijkt een natuurtalent en zingt liedjes met haar. Zelfs de meest intieme swaps lijken haar niet te deren, de afleiding van haar nieuwe vriendin werkt goed: de verpleegkundige leert tijdens het onderzoek van het meisje om te tellen in de taal van haar moeders vaderland.
‘Gaan we nu naar de bioscoop?’
Ondertussen vertelt hij bij elke handeling wat hij doet, watje door je mond, watje over je armen, even nog hiertussen. De mannen werken snel en efficiënt. Elke swap wordt gemerkt: nagel pink rechterhand, oksel links, het hele lichaam wordt onderzocht op zoek naar sporen van de dader. De volwassenen zijn er stil van. Het meisje is klaar, kleedt zich aan en kijkt haar mama stralend aan. ‘Gaan we nu naar de bioscoop?’ Moeder lacht voorzichtig, ze ziet er moe en intens verdrietig uit. Ze knikt: ‘En daarna naar een hamburger halen.’ Huppelend loopt het meisje het ziekenhuis uit. En een paar kilometer verderop wordt op dat moment de vermoedelijke dader aangehouden door de politie.