Tekst Menno Groenewegen
Foto André van den Bos

Je staat toch raar te kijken als je op nieuwjaarsdag naar buiten stapt om de vuurwerkrestanten op te ruimen en je ziet de buurman de lantaarnpaal schoonpoetsen met een klein wit doekje. Maar hij is de weg niet kwijt na een avond doorfeesten, hij doet mee met een wetenschappelijk onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut: het PyroProf Project (het chemisch profileren van explosieven).

Deze kennis is van belang voor het forensisch onderzoek na een explosie. Na afgelopen nieuwjaarsnacht  zijn op zeven verschillende dagen de eerste studies gedaan. Daarbij zijn 130 monsters afgenomen om te kijken welke waardes van stoffen uit de analyses naar voren komen als veel vuurwerk wordt afgestoken.

Verbanden tussen dader en explosie

“Eerst hebben we vlak voor de kerstdagen monsters genomen om na de nieuwjaarsnacht te kunnen zien waar de verschillen in het chemisch profiel zichtbaar werden. We hebben in het klein kunnen uitproberen wat werkt en wat niet, voor als we straks Nederland in kaart gaan brengen”, aan het woord is dr. Carlos Martín Alberca (projectleider en post-doctoral research fellow gefinancierd door de Marie Curie Sklodowska Actions).

Als het mogelijk is om op basis van de chemische sporen in te schatten waar de grondstoffen van een explosief vandaan komen, kan mogelijk ook worden herleid hoe en waar deze explosieven zijn vervaardigd. Dit soort kennis is van groot belang voor veiligheidsdiensten en politie om bijvoorbeeld aanslagen of andere criminele activiteiten met explosieven te voorkomen.

"Als het lukt om op basis van de chemische sporen in te schatten waar de grondstoffen van een explosief vandaan komen, kan mogelijk ook worden herleid hoe en waar deze explosieven zijn vervaardigd"

Chemische variaties in beeld

“Het is voor ons de uitdaging om de geschikte analytische strategieën te vinden en een wetenschappelijke interpretatie van de resultaten te kunnen garanderen. Om dat te bereiken, heb je een grote voorbeeldcollectie nodig waarmee je gevonden stoffen kunt vergelijken. Het is dus van belang om onze kennis van de chemische variaties van stoffen in explosieven te vergroten en vast te leggen in databases”, vervolgt Martín Alberca bevlogen. “Om zinvol iets te kunnen zeggen over de chemische samenstelling van een explosief dat ergens is afgegaan, moeten we ook weten welke stoffen al in de omgeving aanwezig waren. Anders weet je niet wat je aan het meten bent.”

Vliegvelden en toeristische trekpleisters

De komende maanden wordt op 250 verschillende plekken ruim 700 monsters genomen om in Nederland de chemische achtergrond in kaart te brengen. Dan is de ‘nul-situatie’ in beeld. Mocht er in de toekomst ergens een explosief afgaan, dan kunnen de afwijkingen in het chemische profiel van de omgeving worden gevonden. Dit onderdeel van het PyroProf Project wordt gecoördineerd door Jesse Verbunt, student van de Master Forensic Science aan de Universiteit van Amsterdam.

“We doen deze steekproef bij zogenoemde ‘hotspots’, zoals vliegvelden, toeristische trekpleisters en druk bezochte treinstations, maar ook bij de chemische industrie waar we hogere concentraties verwachten. Verder nemen we verspreid over Nederland monsters in grote steden en een flink aantal kleinere plaatsen en locaties in buitengebieden.”

Sneller en goedkoper

Samen met de Vrije Universiteit Amsterdam ontwikkelen de onderzoekers bij het NFI nieuwe onderzoeksmethoden en verbeteren ze waar mogelijk de processen en machines om onderzoeken sneller en goedkoper te kunnen uitvoeren. En om meteen ook meer ionen (elektrisch geladen atoom of molecuul) te kunnen identificeren en kwantificeren.

“We moeten nog heel wat stappen zetten voordat we zover zijn. Enkele stappen zijn al gezet, we hebben nu een standaard samplekit die vrijwilligers gaan gebruiken bij het in kaart brengen van het chemische profiel van de 250 plaatsen in Nederland”, gaat Martin Alberca verder. “Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde formulieren zodat iedereen 'dezelfde soort notities’ maakt over bijvoorbeeld het weer en de omstandigheden. Dat is van belang voor de wetenschappelijke basis van het onderzoek .”

Het onderzoek loopt tot september 2019. De resultaten, aangelegde databases, geactualiseerde protocollen en de verbeterde methodes en processen zullen internationaal worden gedeeld met de forensische wereld.