Tekst Eef Herregodts
Een beeld zegt meer dan duizend woorden. Geldt dat ook binnen het forensisch onderzoek? Het gebruik van beeld als bewijs in strafzaken is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Bij beeldonderzoek ligt de focus op het aflezen van gezichtskenmerken, maar wat als die niet of gedeeltelijk zichtbaar zijn? Kan postuurvergelijking dan uitkomst bieden? Carmen de Goede onderzocht dit tijdens haar afstudeerstage bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
De 23-jarige De Goede studeert Forensisch Onderzoek aan de Hogeschool van Amsterdam. Tijdens haar tweede stage bij het NFI, heeft ze onderzoek gedaan naar postuurvergelijking en de vraag of dat op basis van foto- en videomateriaal toepasbaar is in het forensisch onderzoek.
Definiëren en vergelijken van postuur
Het onderzoek van De Goede bestaat uit twee delen. Ze liet ruim 130 respondenten foto- en videomateriaal zien en vroeg hen om het postuur van de personen op de beelden te kwalificeren als: slank, normaal, stevig, zwaarlijvig of geen uitspraak. Ook kregen de respondenten een foto van een persoon te zien en moesten ze op basis van foto’s van vier andere personen aangeven wie qua postuur het meest leek op de persoon van de eerste foto.
De respondenten kregen vervolgens de vraag hoe ze tot hun keuze waren gekomen, naar welke postuurkenmerken ze hadden gekeken. De breedte van de heupen, de lengte van het hele lichaam, de breedte van de schouders, de breedte van de taille en de breedte van het been, bleken de vijf meest bepalende kenmerken te zijn.
Opvallend is dat bij slanke personen vooral op de totale lichaamslengte werd gelet. Bij stevigere personen ging de aandacht meer uit naar de breedte van het bovenlichaam: schouders, heupen en taille.
Voor het tweede deel van het onderzoek werkten vijftig vrijwilligers mee aan een postuurmeting. Bovenstaande vijf onderdelen van hun lichaam werden opgemeten en gefotografeerd. Op die manier ontstond inzicht in hoe een lichaam zich in de realiteit verhoudt tot foto’s en video’s.
Forensisch onderzoek complexer
De Goede legt uit dat dit in het forensisch onderzoek een stuk complexer is dan in de setting van het door haar uitgevoerde onderzoek. “De metingen en de foto’s zijn gemaakt onder optimale omstandigheden, zodat vergelijking goed plaats kon vinden. In zaaksonderzoek zijn zulke duidelijke beelden vrijwel nooit beschikbaar. Vaak zijn beelden niet scherp of draagt een verdachte wijde kleding waardoor taille- en heupomvang helemaal niet zichtbaar zijn.”
Opsporen en opsluiten
Toch kan het meten van verschillende postuurkenmerken in beeldmateriaal volgens de onderzoekster een bijdrage leveren aan het opsporen van een verdachte. Hierbij geldt dat hoe meer postuurkenmerken er worden opgemeten, hoe specifieker en nauwkeuriger de zoektocht zal zijn. De verdachte zal namelijk aan al deze kenmerken moeten voldoen. Als dit niet het geval is, kan de persoon worden uitgesloten. “De postuurmeting kan hierdoor vooral in de opsporingsfase een bijdrage leveren aan het opsporen én uitsluiten van verdachten”, vertelt De Goede.
Punt van aandacht is dat het postuur van mensen kan veranderen. Om die reden is het advies van De Goede om na de postuurmeting direct op zoek te gaan naar de verdachte, zodat dit risico beperkt blijft.