Tekst Menno Groenewegen

Het NFI streeft ernaar om zo snel mogelijk antwoord te geven op de meest relevante onderzoeksvragen en op die manier de effectiviteit van het NFI in de keten te vergroten, aan het woord is Jerien Koopman (kwartiermaker Zaakonderzoek bij het NFI). “Hoe mooi zou het zijn als we bijvoorbeeld een snelle DNA-identificatielijn kunnen realiseren waarbij we binnen 48 uur kunnen vaststellen of de sporen horen bij iemand die in de DNA-databank zit.”

Om in beeld te krijgen wat OM , politie en andere partners van het NFI vinden en verwachten, is begin 2018 een klanttevredenheidsonderzoek gehouden. Duidelijk werd dat men niet tevreden is over de communicatie, de snelheid van het onderzoek en over de levertijden van het onderzoeksrapport. Met name op het gebied van DNA-onderzoek wil men in de opsporingsfase graag sneller antwoord op de ‘wie-vraag’ en is behoefte aan veel meer capaciteit.

Snelle DNA-identificatielijn

Bij de divisie waar DNA-onderzoeken plaatsvinden, willen de medewerkers ook graag sneller resultaten kunnen laten zien. Er worden nu ook al stappen gezet om tot structurele verbetering te komen zoals het openstellen van de snelle DNA-identificatielijn voor zwaardere misdrijven. Waar we die tot nu toe alleen gebruiken bij sporen van veel voorkomende kleinere misdrijven. Door het flexibeler inzetten van spoedcapaciteit kunnen we sneller de ‘wie-vraag’ beantwoorden.

Maar het gaat nog langzaam. “Het ontbreekt niet aan ideeën hoe het beter kan, maar we zitten nu gevangen in het behalen van doelstellingen als het halen van de afgesproken productie en de manier waarop onze werkprocessen zijn ingericht”, aldus Koopman. “Ik wil dit doorbreken door samen met OM en politie de komende twee jaar een radicaal ander proces vorm te geven.”

“We beginnen met Vraagsturing bij DNA. Daar is de behoefte van onze klant het grootst”

Zevenhonderd uur

Medewerkers moeten eerst ontlast worden zodat ze tijd en ruimte hebben om aan verbeteringen te kunnen werken. Daar zijn goede mogelijkheden voor. “Denk bijvoorbeeld aan het automatiseren van standaardhandelingen”, legt de kwartiermaker Zaakonderzoek uit. “Maar de politie zou ons ook kunnen helpen bij het verminderen van de administratieve lasten. Als we de systemen van de politie met die van het NFI kunnen koppelen, hoeven onze deskundigen veel minder controles uit te voeren. Al zou het controleren van die gegevens maar twee minuten duren, dan scheelt dat het NFI halverwege dit jaar al bijna zevenhonderd uur. Die uren hadden ook aan innovatie besteed kunnen worden.”

Ook de gegevensoverdracht naar het OM zou meer geautomatiseerd kunnen worden, denkt Koopman. “Door de kennis en expertise te bundelen van onze afdeling Informatievoorziening met de digitaal deskundigen die we bij het NFI hebben rondlopen, moeten we een flinke automatiseringsslag kunnen maken.” Op andere plekken binnen de organisatie is het mogelijk om met één druk op de knop het rapport digitaal te ondertekenen. Deze te versturen naar de politie en het OM en het op te slaan in het zaakarchief en af te sluiten in onze administratieve systemen. Dat heeft de nodige inspanning gevraagd van NFI, OM en politie, maar dit blijkt dus haalbaar. Het is de verwachting dat het mogelijk is om bij DNA vergelijkbare stappen te maken.

NFI-werk naar politie

“Het toekomstbeeld zou kunnen zijn dat de politie op de plaats delict (PD) sporen verzamelt en deze zo aanlevert dat deze bij het NFI snel geanalyseerd kunnen worden. Het DNA-profiel dat daar uit komt kan met de DNA-databank worden vergeleken. Het resultaat kan vervolgens direct naar OM en politie worden gestuurd”, blikt Koopman vooruit. “Het uitgebreidere rapport van de deskundige kan later worden opgemaakt.”

Eerste stappen naar die toekomst toe zijn het beter benutten van de vooronderzoeksruimtes en zorgen dat de mensen op de PD ook volgens dit proces kunnen werken. Zo moeten ze weten welke sporen geschikt zijn voor deze snelle opsporingslijn en hoe contaminatie voorkomen wordt. Maar ook wanneer het veel slimmer is om voorwerpen gewoon naar het NFI te sturen zoals ze zijn aangetroffen op de PD. Dit betekent dat werk van het NFI naar de politie verplaatst. En dat moet ook gezien de enorme vraag naar forensisch onderzoek. “Het tekort aan forensische capaciteit kan alleen worden opgelost door samen te kijken naar de inzet van mensen en de inrichting van processen bij het NFI én de politie.

"Het NFI beschikt over ongeveer 500 fte en de politie heeft ongeveer 1.500 fte in dienst voor forensische opsporing. Gezamenlijk hebben we dus bijna 2.000 fte forensische deskundigheid beschikbaar”, geeft Koopman aan. “Als we dat goed op elkaar kunnen afstemmen en organiseren, is het mogelijk het forensisch onderzoek in Nederland flink te verbeteren. En een grotere bijdrage leveren aan een veiliger samenleving.”

“Als we dat goed op elkaar kunnen afstemmen en organiseren, kunnen we het forensisch onderzoek in Nederland flink verbeteren”

Dichtbij PD

De afgelopen jaren is al een deel van het forensische (voor)onderzoek overgedragen van het NFI naar de politie laboratoria. Het NFI ondersteunt de politie bij deze overdracht door vooronderzoekers op te leiden die werken op deze politie-labs. “De beweging om een deel van het forensische werk naar de politie over te dragen, past bij het algemene idee dat het forensisch werk zo dicht mogelijk bij de PD uitgevoerd zou moeten worden. En het NFI meer als tweedelijns-forensische dienst gepositioneerd wordt.  Bij het NFI is de dure analyse-apparatuur aanwezig en investeren we in de ontwikkeling van nieuwe kennis, die we zo snel mogelijk overgedragen aan de politie.”

“Dat gaat gevolgen hebben voor de manier waarop wij ons werk doen”, licht Koopman toe. “Mensen zijn soms gewend om jarenlang bepaald soort werk te doen, maar we moeten als NFI blijven nadenken over onze rol en meerwaarde in de toekomst. En dat gaat betekenen dat mensen straks ander werk doen dan nu. We moeten zaken echt anders aanpakken als we relevant willen blijven voor de opsporing en vervolging van misdaad. Anders redden we het niet.”

Volgens Koopman kunnen politie, OM en het NFI elkaar daar goed bij helpen. De verbeteringen in de hele keten zullen voor een groot deel ook afhangen van hun inbreng. Dat betekent dat er mensen bij alle drie de organisaties vrij gemaakt moeten worden om de gezamenlijke toekomst vorm te geven.