Tekst Menno Groenewegen
Foto Meike Willebrands / Beeldbank Rijksoverheid
Wat is er gebeurd op een plaats delict? Hoe zijn de sporen er terecht gekomen en in welke volgorde? Vragen die de politie en de Officier van Justitie graag beantwoord zien als ze een zaak onderzoeken. “Om er achter te komen wat er is gebeurd op een plaats delict, is veel contextinformatie nodig. Soms bereikt deze informatie het NFI niet waardoor deskundigen hier onvoldoende onderzoek naar kunnen doen.“
Tess Matas Llonch (23 jaar, master Forensische Criminologie, Universiteit Leiden) onderzocht hoe het komt dat deze informatie niet beschikbaar is, terwijl het belang van die informatie steeds groter wordt.
Door de steeds gevoeligere meetmethoden is het tegenwoordig mogelijk om DNA-profielen te verkrijgen uit steeds kleinere sporen. “Stel wij geven elkaar een hand en jij raakt daarna deze stoel aan, dan kan mijn DNA ook op die stoel zitten. Aan het DNA-profiel zelf kunnen we niet zien hoe het ergens terecht is gekomen. Om de kans te kunnen inschatten dat mijn DNA op de stoel terecht is gekomen en wordt gevonden in het kader van een strafzaak, willen we weten wat er allemaal met de stoel is gebeurd. Welk contact heb ik gemaakt en wanneer? Wie heeft er verder nog op de stoel gezeten? Je hebt die contextinformatie nodig,” stelt Matas.
Verdachten komen steeds vaker met een alternatief scenario dat de aanwezigheid van hun sporen zou verklaren. Vaak staat dat scenario lijnrecht tegenover dat van de Officier van Justitie. Matas geeft als voorbeeld: 'Ik heb het misdrijf in die woning niet gepleegd. Maar ik kwam daar wel eens op bezoek, dat zal de reden zijn dat mijn DNA op het wapen in de woning gevonden is.'
Hoe is een spoor ergens terechtgekomen
Het is dan van belang om een goed beeld te krijgen van wat er in de woning is gebeurd. Dit helpt om verklaringen van verdachten te weerleggen of onderbouwen. “Om onderzoek te kunnen doen naar hoe een spoor ergens terecht is gekomen, het onderzoek op activiteitniveau, is contextinformatie nodig. Als die informatie ontbreekt moeten deskundigen van het NFI aannames doen of ze kunnen helemaal geen uitspraken doen.”
Voor haar onderzoek heeft Matas dossiers van tientallen zaken op activiteitniveau doorgenomen en interviews gehouden met forensisch onderzoekers en coördinatoren van de politie, officieren van justitie, rechters-commissarissen en forensisch medewerkers van de Rechtspraak.
De forensisch coördinatoren hebben over het algemeen een goed beeld van wat nodig is voor een evaluatie op activiteitniveau. Toch bereikt de benodigde informatie het NFI niet altijd. “Wat blijkt is dat tactisch rechercheurs vaak niet doorvragen op het detailniveau dat nodig is. Terwijl DNA-deskundigen dat wel nodig hebben om uitspraken te kunnen doen op activiteitenniveau.” Het gaat bijvoorbeeld om informatie over welke ruimtes zijn bezocht, wat de verdachte daar gedaan heeft, wat heeft hij aangeraakt en hoe frequent hij en eventuele andere betrokkenen in de woning op bezoek kwamen.
Soms gaat het om kleine specifieke feiten die van belang kunnen zijn. Heeft de verdachte een bepaald glas vastgepakt, een mes aangeraakt of heeft hij een bepaalde deur geopend of niet. Mogelijk is het voor de rechercheurs die het verhoor doen onvoldoende duidelijk wat voor informatie van belang is voor het forensische onderzoek. “Het is ontzettend belangrijk om al dat soort informatie vast te leggen aan de voorkant van het onderzoek. Dit om te voorkomen dat het scenario van een verdachte later in het proces niet getoetst kan worden.”
Lees ook: Vooruitdenken op de plaats delict
Welke sporen en informatie van belang
Uit gesprekken met de forensisch coördinatoren komt naar voren dat zij de samenwerking met de tactische recherche op dit vlak graag willen verbeteren. Forensisch bewijs van de plaats delict kan zo al tijdens de verhoren een rol spelen. De informatie uit de verhoren kan vervolgens ook weer betekenis krijgen in het forensisch onderzoek bij het NFI. “Een forensisch coördinator zou de tactische recherche kunnen ondersteunen bij de voorbereiding op de verhoren. Welke vragen kun je stellen om voldoende contextinformatie te krijgen? Daarbij helpt het ook om aan het begin van een onderzoek na te denken welke sporen en informatie van belang kunnen zijn. Dit om de diverse mogelijke scenario’s te kunnen toetsen die op een later moment door verdachten naar voren kunnen worden gebracht.”
Bereikt alle relevante informatie het strafdossier
“Een ander punt is dat niet alle betrokkenen weten dat er een verschil kan zijn tussen het strafdossier en het onderzoeksdossier”, vervolgt Matas. “Er zit ontzettend veel informatie in een onderzoeksdossier. Sporen en foto’s van de plaats delict en informatie uit alle verhoren en processen-verbaal die zijn opgemaakt.” Het komt voor dat een officier het proces-verbaal met gedetailleerde informatie over hoe een spoor is veiliggesteld, niet meeneemt in het strafdossier. Dit omdat deze informatie niet altijd relevant is voor de beoordeling van de strafzaak.
Toch het kan wel degelijk van belang zijn voor het onderzoek bij het NFI. Als NFI-deskundigen later alsnog om deze informatie vragen, horen ze soms dat die informatie ontbreekt in het strafdossier.
Maar die informatie zit soms wél in het onderzoeksdossier of is op te vragen bij de politie. Zij leggen ontzettend veel informatie vast, wat niet allemaal in het strafdossier eindigt. “Aanvankelijk dacht ik dat een rechter-commissaris misschien niet weet dat dit soort informatie in het onderzoeksdossier kan zitten of bekend kan zijn bij de politie. Na mijn gesprekken begreep ik dat ze ervan uitgaan dat alle relevante informatie in het strafdossier zit."
Als de NFI-deskundige het belang van die informatie onvoldoende duidelijk maakt, checkt de rechter-commissaris dat nu niet altijd bij de betrokken officier. Forensisch coördinatoren geven aan dat ze soms in uitspraken op Rechtspraak.nl lezen dat bepaalde informatie niet beschikbaar was, terwijl zij hier wel degelijk meer informatie over hadden kunnen verstrekken. “Informatie die voor de duiding van sporen relevant is, uit zowel het onderzoeksdossier als de systemen en aantekeningen van de politie, wordt niet altijd ten volle benut. Dat is zonde", stelt Matas.
Evaluaties en lesmodules
Om ervoor te zorgen dat het belang van deze informatie wel duidelijk naar voren komt, is op advies van Matas het NFI-protocol voor onderzoek op activiteitniveau aangepast. Door duidelijker te communiceren over benodigde informatie en mogelijke bronnen daarvoor kan dit de informatiepositie van de deskundigen versterken.
Ook concludeert Matas dat er zelden evaluaties plaatsvinden als een zaak voor de rechter is geweest. Terwijl er juist veel geleerd kan worden als alle betrokken partijen samen kijken naar de informatie die beschikbaar was. In het onderzoeksdossier, maar ook wat de rechtbank gebruikt heeft voor zijn uitspraak. Een reden dat deze evaluaties nu niet of nauwelijks plaatsvinden, is dat verweren op activiteitniveau en de vragen daarover vaak pas in hoger beroep aan de orde komen.
Dat is meestal jaren nadat het oorspronkelijke (forensisch) onderzoek plaatsvond. De betrokken politiemensen, deskundigen van het NFI en de officieren van justitie zijn dan allang weer bezig met nieuwe zaken en onderzoeken. Daar ligt dan de focus en urgentie. Evaluaties van ‘oude’ zaken schieten er dan gemakkelijk bij in. “Daarom starten we met een pilot voor dergelijke evaluaties om te kijken hoe we het proces verder kunnen verbeteren”, aldus Matas.
Matas werkt op dit moment samen met anderen aan lesmodules, webcolleges en workshops voor diverse opleidingen voor politiemensen, officieren van justitie en rechters-commissarissen. Dit om hen meer inzicht te geven in het nut en de noodzaak van contextinformatie voor het forensische onderzoek en hoe ze deze in een vroeg stadium kunnen verkrijgen.
“We ontwikkelen ook een checklist voor de tactisch rechercheurs en de forensische opsporing. Dit helpt hen om na te gaan welke sporen en informatie allemaal relevant kunnen zijn voor het forensisch onderzoek”, vervolgt Matas. “Het zal de tactische recherche en forensisch onderzoekers helpen om met elkaar te bepalen wat nodig is voor rechters om op een later moment betere duiding te kunnen geven aan de gevonden sporen op de plaats delict. Daarbij hebben we elkaar politie, OM en NFI, hard nodig."