Tekst Christel van der Meer

Die ene zaak. Die ene zaak waar een NFI’er nog weleens aan terugdenkt, omdat-ie zo bijzonder, interessant of leerzaam was. Ook de zaak van de Limburgse zuurmoorden is er zo een. Rioolpijpen, afvoerputten en vloeren van garageboxen: alles werd onderzocht op de aanwezigheid van menselijk botmateriaal. “De verdachten zouden twee lichamen hebben opgelost in zuur en de vraag was: kunnen we daar nog iets van terugvinden”, vertelt Peter Zoon, deskundige bij Microsporen en Materialen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). 

Peter Zoon, deskundige Microsporen en Materialen bij het NFI

“Een aantal jaren geleden kwam er man een politiebureau binnengelopen en hij vertelde dat hij betrokken was bij het oplossen van twee lichamen in vaten zoutzuur. ‘Is dit een verzonnen verhaal of zit hier echt een kern van waarheid in?’ vroegen politie en het Openbaar Ministerie (OM) zich af. Ze wilden weten of je echt iemand in een vat met zuur kan oplossen en zochten contact met het NFI. En ja, uit eerdere zaken wisten wij dat dat mogelijk is. 

De man vertelde dat hij de vaten had geleegd in een afvoerput toen van de lichamen niets meer over was. Restanten uit die put en vijftien meter aan rioolbuizen kwamen naar het NFI. We kregen twee emmertjes vol met grind uit een afvoerput en het vermoeden bestond dat tussen de stenen botstukjes zouden zitten. Het OM wilde de inhoud van de emmers en de rioolbuizen graag door ons laten onderzoeken. 

Microsporen en Materialen is een team met veel kennis over diverse chemische materialen. Bovendien werken we vaker met kleine residuen van bot, dus we weten hoe bot eruit ziet. Samen met collega’s van Biologische Sporen (BiS) en Antropologie gingen we aan de slag om snel een selectie te maken van wat bot was en wat niet. Uit de kleine stukken bot kon BiS mogelijk een DNA-profiel halen, zodat we konden kijken van wie het bot was.

ingezoomd stukje bot onder microscoop
Minuscuul botdeeltje onder de microscoop

Oplichtende stukken bot

Het sorteren doe je op basis van het uiterlijk: bot is een beetje gelig wit dus alle zwarte en rode kiezels konden we al wegleggen. Steeds als we een wittig stukje onderzochten, bleek het niet om bot te gaan maar toch gewoon een steentje. Dankzij UV-licht lukte het ons uiteindelijk om echte stukjes bot te vinden. Als je UV-licht op bot schijnt, dan licht dat een klein beetje geel op, zoals bij black light in een club je kleding oplicht. 
 

Je hebt het dan wel over echt hele kleine stukjes. De grootste waren een paar millimeter, de kleinste hooguit zo groot als een zandkorrel. Ook vonden we minuscule deeltjes calciumfosfaat. Deze waren zó klein dat ze in de groeven van een zandkorrel zaten. Hoewel calciumfosfaat in bot voorkomt, konden we niet één op één zeggen dat het ging om botdeeltjes, omdat bot uit meer bestaat dan dat. Toch was het gezien de context van de zaak wel heel toevallig dat we hierop stuitten. Dit paste in ieder geval in het verhaal van de opgeloste lichamen.

Zandkorrel met een laagje botresidue.

Kringen in de vloer

Daarnaast onderzochten we ook de vloeren van twee garageboxen waar de vaten met zuur stonden. Volgens de verdachte waren de vaten gaan lekken en op beide locaties zagen we daar ook aanwijzingen voor. Omdat wij pas na een paar jaar op de plaats delict van de lekkende vaten kwamen, lukte het niet om ook daadwerkelijk de aanwezigheid van zuur aan te tonen. We vonden wel deeltjes in de grondmonsters die óók in zuur zitten, maar bijvoorbeeld ook van een hennepkwekerij afkomstig konden zijn. Wat wel opviel was dat precies op de plek waar het lekkende vat had gestaan de vloer gerepareerd was. En in de andere garage zaten kringen op de vloer, zoals wanneer je morst en je daarna een koffiekopje op tafel zet. Precies op de plekken waar de kringen zaten, waren stukken kalksteen weggeëtst. En wat is ‘toevallig’ nou erg gevoelig voor zuur: exact, kalksteen. De gerepareerde vloer en de kringen in de andere vloer zijn geen definitief bewijs dat daar vaten met zuur hebben gestaan, maar de bevindingen ondersteunden het verhaal wel. 
 

Ik kijk met een trots gevoel terug op deze zaak, omdat het ons lukte om zo lang na dato nog resultaten te krijgen. De kans dat we iets zouden vinden was echt heel klein. In het riool heeft toentertijd drie dagen lang een tuinslag het riool doorgespoeld, dus we hadden niet verwacht dat we daar überhaupt nog iets zouden aantreffen. Dat lukte wel en ik ben trots dat ik een steentje heb kunnen bijdragen in deze zaak.”

Peter Zoon is deskundige Microsporen en Materialen bij het NFI en werkt sinds 2009 bij het NFI.