Tekst Meike Willebrands
Het begon met de moord op Marianne Vaatstra: in deze zaak werd als eerste verwantschapsonderzoek ingezet nadat dit in 2012 wettelijk werd toegestaan. Inmiddels zet het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verwantschapsonderzoek tien jaar op verschillende manieren in. “Het zoeken naar verwanten in de DNA-databank leidt in één op de tien zaken tot een doorbraak. Zaken die anders misschien nooit waren opgelost”, vertelt DNA-deskundige Arnoud Kal. Een overzicht van zaken die het afgelopen decennium door dit middel in een stroomversnelling kwamen.
De zaak Run en Opentij: verwantschapsonderzoek binnen een zaak
In november 1997 vindt in Amsterdam-Noord een zeer gewelddadige, dubbele moord plaats. Een bejaard stel wordt thuis overvallen en op brute wijze om het leven gebracht. “De mensen zijn met ongekend veel geweld gedood, waaronder vele messteken”, vertelt Arnoud Kal. Het coldcaseteam uit Amsterdam tast lange tijd in het duister over wie de daad op zijn geweten heeft. Ze geven echter niet op en houden de zaak door de jaren heen meerdere keren tegen het licht.
Afwijkende bloedspat
In een nieuwe poging de zaak op te lossen, doet het coldcaseteam nader onderzoek op de kleding van de slachtoffers. Op het overhemd van de man wordt naast veel bloed van het slachtoffer zelf, een bloedspat aangetroffen die afwijkt van de rest van het patroon. Aanvullend onderzoek aan die bloedspat levert het DNA-profiel van een onbekende man op. Die bevinding past ook bij het delict. Als een dader met zoveel geweld een persoon te lijf gaat, bestaat er een grote kans dat die in de worsteling ook gewond raakt. Kal: “Zo werd het bloedspoor een daderspoor. Hoewel het een belangrijke doorbraak in de zaak is, levert het geen match op in de DNA-databank.”
Anonieme tip
De zaak is ook al lange tijd onder de aandacht bij Peter R. de Vries. Hij ontvangt een tip over een persoon die betrokken zou zijn bij de moord. Een anonieme tip is alleen niet voldoende voor politie en Openbaar Ministerie (OM) om iemand als verdachte aan te merken. De politie heeft dus alleen een naam, maar die blijkt volgens het systeem van de politie niet in de databank te zitten. “Daaruit bleek dat hij wél een halfzus heeft die in de databank zit”, vertelt de DNA-deskundige. “We hoorden dat de halfzus en deze persoon dezelfde moeder hebben. Dan is mitochondriaal DNA-onderzoek een goede optie. Dat is DNA dat van moeder op kind wordt doorgegeven”, vertelt Kal. Uit het onderzoek blijkt dat het mitochondriale DNA van de halfzus overeenkomt met dat van het bloedspoor. En dat is een sterke aanwijzing dat het bloedspoor afkomstig is van deze verdachte.
Overtuigende match daderspoor
Mede door deze aanwijzing heeft de politie wel voldoende om de man als verdachte aan te houden. Hij staat verplicht zijn DNA af en dat levert een overtuigende match op met het daderspoor. “In deze zaak hebben we verwantschapsonderzoek ingezet om een tip te verifiëren. Een cruciale stap richting een verdenking en aanhouding”, aldus Kal. Niet eerder werd door de DNA-verwantschapsmethode een moord opgelost in Nederland. “Dat was heel bijzonder. Het was nog maar net juridisch mogelijk om dit verwantschapsonderzoek in te zetten, het bleek meteen de sleutel naar de oplossing voor de politie.”
De Sloterplasbaby: verwantschapsonderzoek in de DNA-databank
Op 8 juni 2016 doet een wandelaar een afschuwelijke vondst: een dode baby in de Sloterplas in Amsterdam. Het jongetje ligt in een tas en is in een doek gewikkeld. De politie richt zijn pijlen meteen op de ouders van de baby, wie zijn dat? “Wij hebben bij het NFI een DNA-profiel van de baby gemaakt en daarmee gezocht in DNA-databank voor strafzaken”, laat Kal weten. “Daar kwam een overeenkomst met een man uit. Hij blijkt de vader van de baby te zijn.” De DNA-deskundige legt uit dat hij normaal gesproken bij misdrijven een daderspoor heeft en in de DNA-databank op zoek gaat naar verwanten van dat spoor, zodat die verwant kan leiden naar de dader. Hier heeft hij het DNA-profiel van een baby, zoekt hij naar een verwant van de baby en degene die daar uit komt, blijkt meteen de vader te zijn. Mede door de match met de vader komt de politie ook de moeder op het spoor.
Trieste zaken
Kal omschrijft dit als complexe en vooral verdrietige zaken. Er kan van alles aan de hand zijn. De vader is geen verdachte in de zaak, maar de moeder wordt wel kort aangehouden. Ze mag haar proces echter in vrijheid afwachten. Voor de rechtbank bekent ze uiteindelijk het trieste verhaal van haar eenzame bevalling van het volgens haar doodgeboren kindje. Ze neemt dan het besluit om de baby ergens achter te laten. Het OM eist een celstraf tegen de vrouw. Vijftien maanden waarvan vijf voorwaardelijk. De officier rekent haar aan dat de vrouw geen hulp vroeg toen haar kindje niet ademde en dat ze zich twee jaar lang niet heeft gemeld. De rechtbank spreekt haar echter vrij. Wat de vrouw heeft gedaan is uiterst triest, maar niet strafbaar, concluderen de rechters. Kal: “In deze zaak leidt verwantschapsonderzoek in de DNA-databank naar de vader en kort daarna ook naar de moeder van het kindje. Het betekent, hoe verdrietig ook, wel de oplossing van de zaak.”
Kralingse Bos moorden: verwantschapsonderzoek in de DNA-databank
Deze zaak speelt zich af in Rotterdam, in 1993. Het Kralingse Bos, destijds een bekende ontmoetingsplaats voor homoseksuele mannen, vormt bij nacht het decor van twee afzonderlijke roofmoorden. In juni komt de 56-jarige Theo van Lente om het leven, diens auto blijkt gestolen. In september 1993 wordt de 47-jarige Hans Kaptein vermoord, ook zijn auto is gestolen. De dader zou het Kralingse Bos hebben uitgekozen, omdat eventuele getuigen daar minder snel de politie zouden durven bellen.
Verwantschapsonderzoek in databank
De zaak blijft lange tijd onopgelost. Totdat het coldcaseteam van de politie de zaak na enkele jaren weer oppakt. Ze besluiten een verwantschapsonderzoek in de DNA-databank te doen. Een dan nog vrij nieuwe toepassing die het NFI kan inzetten voor de oude DNA-sporen die zijn gevonden op de kleding van een van de slachtoffers in 1993. “Het DNA-profiel van het daderspoor leidt nu wel tot een overeenkomst in de DNA-databank. De overeenkomst is niet direct met de verdachte, maar met een familielid van de verdachte”, laat Kal weten.
Oom-nicht relatie
Het betekent een doorbraak in beide zaken. Via de persoon in de DNA-databank, zijn nichtje, komt het Rotterdamse coldcaseteam na goed speurwerk terecht bij de dader, een man uit Westland. Zijn DNA blijkt kort daarop te matchen met het daderspoor. “Normaal zoek je naar directe verwanten in de DNA-databank, dus ouders, kinderen, broers en zussen. Hier vond de DNA-deskundige een opmerkelijke overeenkomst: een vrouw die wel verwant was, maar geen eerstegraads familie kon zijn”, zegt Kal. De dader loopt zo na 22 jaar in 2015 alsnog tegen de lamp door zijn nicht die in de DNA-databank zit en toevallig voldoende overeenkomsten had met het DNA-profiel van het daderspoor.
De zaak Milica van Doorn: grootschalig onderzoek met vrijwilligers
In deze zaak gaat het om de verkrachting van en moord op een jonge vrouw in juni 1992, Milica van Doorn uit Zaandam. Het is Pinksterweekend en Milica is op een feestje geweest. Haar plan is om de laatste bus te halen, maar omdat het een feestdag is, is de dienstregeling anders en is de bus al weg. Er zit niets anders op dan te gaan lopen. Onderweg naar huis komt ze haar moordenaar tegen. Hij overmeestert en verkracht haar en brengt haar op gruwelijke wijze om het leven. Haar keel blijkt doorgesneden. Een pastoor vindt haar de volgende ochtend, drijvend in het water. “In deze zaak is door de jaren heen veel werk verricht”, weet Kal. “Zo vraagt de politie mannen in de omgeving om vrijwillig wangslijm af te staan voor een klassieke één op één vergelijking met het spermaspoor dat is gevonden. In dat onderzoek vraagt de politie ook de man die later de dader blijkt te zijn, maar hij is een van de weigeraars.”
Dader uit de buurt
De politie heeft aanwijzingen dat de dader uit de buurt moest komen. Zo verklaart een getuige over een zingende man op de fiets, rond het vermoedelijke tijdstip van het misdrijf. Uit het DNA-onderzoek blijkt dat de dader zeer waarschijnlijk voorouders heeft die afkomstig zijn uit Turkije. Hierdoor komt de focus van de politie op de Turkse gemeenschap in Zaandam te liggen. De directe vergelijkingen met mannen uit de omgeving leveren niets op. Maar er is nog een laatste redmiddel: grootschalig verwantschapsonderzoek met vrijwilligers. En dat gebeurt. In het najaar van 2017 vindt het grootschalig verwantschapsonderzoek plaats. Hierdoor hoeft de dader niet zelf mee te werken, maar kan hij opduiken via zijn vader, broer of oom die wel meedoet.
Broer
De politie vraagt 133 Turkse mannen uit de omgeving om mee te doen. Rechercheurs weten 126 personen te bereiken. Op twee na doen alle opgeroepen mannen mee. Het wangslijm van de vrijwilligers gaat voor onderzoek naar het NFI. “Binnen 1,5 week vonden we één persoon die op basis van zijn DNA een broer kon zijn van de mogelijke dader”, weet Kal nog goed. “Ik belde meteen de politie. Ik had geen naam van de persoon, alleen een uniek SIN-nummer. Het was al avond, toch is de rechercheur meteen teruggereden naar het politiebureau om te kijken welke naam bij dat nummer hoorde. Het ging om de persoon die medewerking had geweigerd. We zitten warm, wisten we.”
Kippenvelmoment
De man wordt opgepakt op een zaterdagmiddag. Kal zit op de tribune te kijken naar een zaalhockeywedstrijd van zijn dochter, maar daar krijgt hij maar weinig van mee, herinnert hij zich. De DNA-deskundige is vooral aan het bellen met de politie. ‘We hebben hem in het vizier, als hij straks van werk naar huis rijdt, houden we hem aan’. Kal en zijn collega’s doen direct na zijn aanhouding DNA-onderzoek om te controleren of het daderspoor inderdaad overeenkomt met het profiel van de verdachte. “Nog diezelfde avond hebben we in een spoedtraject de match kunnen bevestigen. Wat een moment was dat, ik krijg er nog kippenvel van. Als verwantschap niet juridisch mogelijk was geweest, was de dader niet gevonden. Hij weigerde immers om zelf vrijwillig mee te doen.”