Tekst Ruben Murk

DNA-deskundige Klaas Slooten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) werd benoemd tot bijzonder hoogleraar Wiskunde voor Forensische Genetica. Hij werkt onder meer aan rekenmodellen en software om ook sporen van ‘slechte’ kwaliteit te kunnen gebruiken voor het zoeken naar verwanten van DNA-donoren, het zogeheten familial searching.

"Omdat we in de toekomst steeds meer informatie uit DNA kunnen halen, worden berekeningen steeds complexer. Daarvoor ontwikkelen we rekenmodellen.”

Wat houdt deze bijzondere leerstoel precies in?

De leerstoel draagt de naam “Mathematics for Forensic Genetics”, wiskunde voor forensische genetica. De betreffende wiskunde is voornamelijk kansberekening en statistiek. Kansberekening is nodig voor de interpretatie van de DNA-resultaten. Daarnaast heb je statistiek nodig voor het inschatten van populatiegegevens, bijvoorbeeld hoe vaak bepaalde DNA-kenmerken voorkomen. Omdat we in de toekomst steeds meer informatie uit DNA kunnen halen, worden berekeningen steeds complexer. Daarvoor ontwikkelen we rekenmodellen.”

De combinatie wiskunde en DNA lijkt misschien een bijzondere, maar dat is het dus niet.

“Op het eerste gezicht kan die combinatie verrassend lijken, omdat DNA-onderzoek natuurlijk als vakgebied zijn oorsprong vindt in de biologie. Maar de resultaten kunnen nooit worden geïnterpreteerd zonder wiskunde. Naarmate DNA-techniek vordert, worden ook de wiskundige uitdagingen groter. Op die manier is een vakgebied ontstaan waarbij zowel biologen, wiskundigen en statistici maar ook bijvoorbeeld informatici actief zijn.”

Welke onderzoeken gaat u als bijzonder hoogleraar in eerste instantie uitvoeren?

“Ik wil een aantal onderwerpen onderzoeken waarmee we de onderzoeksmogelijkheden in strafzaken en voor verwantschapsonderzoek kunnen uitbreiden. Bij familial searching zoeken we bijvoorbeeld naar verwanten van de donor van een spoor in de DNA-databank voor strafzaken. Dat doen we nu alleen als we een spoor hebben van hoge kwaliteit en waarbij het DNA-profiel van de verdachte precies kan worden vastgesteld.

Zo’n spoor is echter niet altijd beschikbaar. Soms wordt alleen een mengprofiel aangetroffen, bijvoorbeeld van slachtoffer en dader. Maar dat betekent niet dat je daar niets mee zou kunnen. Een van de projecten waaraan ik werk is het opstellen van rekenmodellen en software  om dergelijke, kwalitatief minder goede sporen toch te kunnen gebruiken.”

"Dat betekent ook dat niet altijd duidelijk is hoe DNA op een plaats delict is terechtgekomen."

Wat zijn op DNA-gebied de belangrijkste uitdagingen voor de komende jaren?

“De techniek achter DNA-onderzoek schrijdt op verschillende terreinen voort. De huidige techniek waarbij uit het chromosoom bepaalde stukjes worden geknipt en opgemeten, wordt nog steeds krachtiger en gevoeliger. Met krachtiger bedoel ik dat we steeds meer stukjes DNA tegelijk kunnen onderzoeken, waardoor onderzoek naar verdere familierelaties mogelijk wordt. Ook kunnen we steeds meer bewijskracht uit mengprofielen halen.

Met gevoeliger bedoel ik dat steeds minder DNA nodig is om toch tot een – soms onvolledig – DNA-profiel te komen. Dat betekent ook dat niet altijd duidelijk is hoe DNA op een plaats delict is terechtgekomen. Kansberekeningen kunnen helpen bij het interpreteren daarvan.”