Tekst Ruben Murk

De afdeling Biomechanical Engineering (BMechE) van de faculteit Werktuigbouwkunde van de TU Delft gaat de komende jaren nog intensiever samenwerken met onder meer het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Onlangs werd de afdeling officieel partner in het Co van Ledden Hulsebosch Centrum (CLHC), het forensisch expertisecentrum dat is opgericht door het NFI en het AMC.

De samenwerking tussen de TU Delft en het CLHC voert al terug tot ongeveer 2008. “We zijn toen voor het eerst in contact gekomen met de mensen van het NFI. Sindsdien zijn we bij steeds meer projecten betrokken”, zegt dr.ir. Arjo Loeve. Hij is werktuigkundig ingenieur op de afdeling Biomechanical Engineering.

BMechE is nu officieel partner van het CLHC. Wat gaat er voor u veranderen?

“We doen al heel veel aan forensisch onderzoek op onze afdeling. Dat we nu officieel partner zijn, is erkenning vanuit het veld dat we echt meedoen. De toetreding zal leiden tot bredere samenwerking en sterkere onderzoeksprojecten door directere uitwisseling van expertise en faciliteiten.”

Daar zit de grootste winst?

“Ik denk dat we door CLHC perfect in kaart krijgen welke partij waarmee bezig is. Zo kunnen partijen binnen het CLHC elkaar versterken. Tot nog toe kwam je soms per toeval achter een interessant project. Nu kom je daar eerder achter door het grote netwerk. Daarnaast komen we ook in contact met studenten die de forensische master in Amsterdam volgen. Dat kan tot allerlei kruisbestuivingen leiden.”

U werkte al langer aan forensische innovaties?

“Dat klopt en wat dit aan innovaties oplevert is best breed. Een van onze focuspunten is het ontwikkelen en verbeteren van tools, hulpmiddelen en meetinstrumenten op de plaats delict. Op die manier willen we het werk op de plaats delict efficiënter en gemakkelijker maken, waarbij de kwaliteit van het werk blijft gewaarborgd.”

"Op die manier willen we het werk op de plaats delict efficiënter en gemakkelijker maken, waarbij de kwaliteit van het werk blijft gewaarborgd.”

Heeft u daar een voorbeeld van?

“We hebben samen met onder andere mensen van het mobiel forensisch team van het NFI een zogenoemde forensische nagelknipper ontwikkeld die binnenkort uitgebreid getest gaat worden. Deze nagelknipper vangt de nagel direct op en verkleint door een uniek wegwerpdeel de kans op vervuiling van sporen. Nagels kunnen bij het knippen wegspringen, dat probleem hebben we hiermee verholpen. Er valt nog veel te winnen bij de ontwikkeling van tools. Neem bijvoorbeeld DNA-analyse-apparatuur. Daarin is miljoenen gepompt om de techniek steeds gevoeliger te maken, maar het verzamelen van de monsters gaat nog steeds met wattenstaafjes en papieren zakjes.”

Het zijn dan vooral de mensen in het werkveld die kennis gaan maken met uw innovaties?

“Dergelijke tools zijn een focuspunt. Daarvan kan de politie profiteren. Maar een van onze andere specialismen is het analyseren van complexe werkprocessen. Stel je ontwikkelt een nieuwe tool, bijvoorbeeld apparatuur dat lichaamstemperatuur meet om vast te stellen wanneer iemand is overleden, dan wil je ook weten of dat het proces op de PD gaat versnellen. We willen meetbare efficiëntie en zekerheid over kwaliteitsbehoud. Zoiets is ook interessant voor het Openbaar Ministeri