Tekst Ruben Murk
Een man die zijn broer om het leven bracht, vertelt de rechters dat hij door zijn slachtoffer werd aangevallen en dat hij zichzelf dus moest verdedigen. Klopt dat verhaal? En wat kunnen deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aan de hand van een beschadigd T-shirt achterhalen?
Het is Eerste Kerstdag 2014 als een man zijn broer met 36 messteken om het leven brengt. Dat gebeurt voor de ogen van de 13-jarige zoon van het slachtoffer. Ook de moeder en de destijds 4-jarige dochter van het slachtoffer zijn in de woning aanwezig.
De verdachte verklaart dat zijn broer zijn slaapkamer komt binnengestormd, dat hij in het nauw wordt gedreven en dat zijn broer in zijn gezicht schreeuwt en brult. Dan rukt het latere slachtoffer in één beweging het shirt met zijn rechterhand van het lijf van de verdachte. Dat shirt valt op de grond en daarna begint het steken.
Reconstructie
Het NFI voert een reconstructie in de zaak uit. De onderzoekers stellen een onderzoek in en werken daarbij met twee hypothesen, vertelt onderzoeker Linda Alewijnse. “Hypothese één stelt dat het slachtoffer het T-shirt van het lichaam van de verdachte heeft gerukt en daarbij beschadigd. De tweede hypothese stelt dat de verdachte het T-shirt zelf heeft beschadigd.”
Voor de reconstructie gaat Alewijnse op zoek naar een shirt dat overeenkwam met het shirt van de verdachte. “Dat shirt werd verkocht tussen 2000 en 2002. Het was niet mogelijk hetzelfde type shirt uit die periode te krijgen. Daarom hebben we met soortgelijke shirts de reconstructie uitgevoerd: hetzelfde materiaal, dezelfde maat en een vergelijkbare boord.”
Shirts kapotscheuren
Twaalf NFI’ers met globaal dezelfde leeftijd en lengte werken mee aan de reconstructie en worden ingedeeld in duo’s. Eén van hen draagt het shirt, de ander moet het shirt kapotscheuren. “Ze moesten het shirt in één ruk aan de voorzijde vanaf het boord van het lichaam aftrekken. Daarna kregen ze een nieuw shirt en de opdracht het shirt los te rukken zodat het boord op meerdere plaatsen beschadigde”, legt Alewijnse de opdrachten uit.
Bij de laatste opdracht moeten de deelnemers proberen het T-shirt zelf net zo te beschadigen als het T-shirt uit de strafzaak. Daarbij wordt het shirt niet gedragen. Alewijnse fotografeert de beschadigingen en doet uitgebreid onderzoek.
Conclusie
Alewijnse: “Het eerste scenario was bedoeld om de verklaring van de verdachte te toetsen. Bij het tweede scenario wilden we weten of het mogelijk is om toevallig vier beschadigingen in de halsboord te krijgen door er aan te trekken. En met scenario 3 wilden we de tweede hypothese – dat de verdachte zelf het shirt had beschadigd aangebracht – toetsen.”
Alewijnse concludeert dat het “onder scenario 1 en 2 niet is gelukt om het halsboord in één ruk op dezelfde plaatsen door te scheuren als in het betwiste T-shirt. (…) Uit scenario 3 bleek dat het goed mogelijk is om lokaal beschadigingen aan het T-shirt aan te brengen en verwacht dat dit ook op een dergelijke manier is gebeurd met het betwiste T-shirt”, schrijven de onderzoekers.
Veroordeling
De rechters stellen in hun vonnis dat “uit geen enkel ander onderdeel van het dossier dan de verklaring van de verdachte, blijkt dat verdachte door het slachtoffer is aangevallen”.
De rechtbank gaat dan ook niet uit van noodweer, of noodweerexces en veroordeelt de man in februari van dit jaar tot twee jaar celstraf en tbs voor doodslag.