Tekst Meike Willebrands
De moord op Anne Faber, de identificatie van de vijftig jaar vermiste visser Arie van der Plas en de ontmaskering van de Amerikaanse seriemoordenaar de ‘Golden State Killer’. Stuk voor stuk aangrijpende zaken waarin DNA-databanken de sleutel waren tot de oplossing. Wat is de kracht van deze databanken vandaag én in de toekomst? DNA-deskundige Lex Meulenbroek beschrijft dit in zijn nieuwe boek DNA Zoekmachine, dat nu in de winkel ligt.
Waarom moest dit boek er komen?
“DNA Zoekmachine geeft een overzicht van wat DNA-databanken vandaag de dag voor de forensische opsporing betekenen, geïllustreerd met zes aansprekende zaken. Het boek beschrijft hoe de DNA-databanken werken, wat de mogelijkheden zijn en welke mogelijkheden in de toekomst op ons afkomen om de slagkracht verder te vergroten. Technisch kan er steeds meer. Meer zelfs dan nu in Nederland gebeurt of bij wet geregeld is. Een belangrijke vraag is daarom: wil de samenleving die kant op? Bij de nieuwe mogelijkheden komen namelijk allerlei juridische, ethische en privacy aspecten kijken. Om een goede afweging te kunnen maken, moeten de samenleving en de politiek goed geïnformeerd zijn. Ik hoop dat dit boek daaraan bijdraagt.”
Welke DNA-databanken gebruiken we in Nederland voor forensisch onderzoek?
“Dat zijn de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en de DNA-databank Vermiste Personen. In 1997 is de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken van start gegaan. Hoewel dat toen nog een klein databestand was, leverde het al snel matches en doorbraken op in zaken. Zoals bij het onderzoek van de moord op de dertienjarige Sybine Janssons uit Maarn (1999). Gaandeweg is de rol van die databank steeds groter geworden. Met een enorme boost in 2005, toen ‘de wet DNA-onderzoek bij veroordeelden’ van kracht ging. Sindsdien komen er jaarlijks zo’n 20.000 tot 25.000 personen in de databank bij die veroordeeld zijn voor een voorlopig hechtenisfeit. Dit houdt in dat mensen die zijn veroordeeld voor een misdrijf waarbij voorlopige hechtenis (voorarrest) geldt, verplicht DNA moeten afstaan. Dat kunnen uiteenlopende ernstige delicten zijn, variërend van moord, doodslag en zedenmisdrijven tot bedreiging, belaging en verduistering. De DNA-databank telt aan het einde van 2021 zo’n 360.000 personen en 70.000 sporen; bij sporen moet je denken aan DNA dat iemand op een plaats delict heeft achtergelaten, bijvoorbeeld op een deurklink of kogelhuls. Wekelijks levert de databank ongeveer 85 matches op van een spoor met een persoon. Dat maakt het een van de belangrijkste opsporingsmiddelen die we kennen. Maar liefst zestig procent van de sporen die in databank worden opgenomen, resulteren uiteindelijk in match met een persoon. Soms pas na jaren, waardoor we nog altijd cold cases oplossen.
Daarnaast is er de DNA-databank Vermiste Personen, bedoeld om onbekende doden te identificeren en daardoor vermiste personen terug te vinden. Die databank bevat DNA-profielen van vermiste personen, familieleden van vermiste personen en van onbekende doden.”
Welke nieuwe mogelijkheden komen op ons af?
“De reikwijdte van de DNA-databank voor strafzaken kan worden vergroot door van alle mannen in de DNA-databank ook een Y-chromosomaal DNA-profiel te maken en op te nemen. Daardoor kunnen ook hun familieleden in de mannelijke lijn worden gevonden. Ofwel: als de dader een man is en niet in de databank zit, kan hij toch worden gevonden via bijvoorbeeld zijn neef die wel in de databank zit. Uit een voorzichtige schatting blijkt dat een mannelijke familielijn gemiddeld tien levende verwanten bevat. Hierdoor zal het bereik van de databank toenemen van 360.000 naar 3,1 miljoen mensen. Een ander voorbeeld is het gebruik van genealogische DNA-databanken. Dit zijn particuliere DNA-databanken waar mensen hun DNA-profiel in kunnen uploaden om verre verwanten te vinden. De Amerikanen boekten daar als eersten groot succes mee voor de opsporing: na ruim veertig jaar zorgde een genealogische databank voor de ontmaskering van de Golden State Killer. Deze sadistische moordenaar was verantwoordelijk voor dertien moorden, ten minste vijftig verkrachtingen en meer dan honderd inbraken. Inmiddels zorgden deze DNA-databanken in de VS voor doorbraken in meer dan tweehonderd vastgelopen cold cases. Maar ook dichter bij huis, in Zweden, is deze opsporingsmethode al een keer met succes ingezet in een cold case. Er is dus veel meer mogelijk als ultiem middel in vastgelopen zaken, maar nogmaals, de vraag blijft: willen we dat ook in Nederland?”
In je boek staan aangrijpende verhalen met nabestaanden. Hoe heb je die gesprekken ervaren?
“De nabestaanden geven de zaken een gezicht. Ik vond het erg indrukwekkend te kunnen spreken met deze mensen, die zo zwaar zijn getroffen. Een confrontatie met afschuwelijk leed. Alle gesprekken voor dit boek waren stuk voor stuk aangrijpend en toch ook mooi om te voeren. De nabestaanden waren heel open. Op hun beurt was het voor hen weer interessant om een gezicht te zien bij DNA-onderzoek en om te horen hoe betrokken wij bij ons werk zijn. De ouders van Anne Faber, de nabestaanden van de slachtoffers van de Kralingse Bos moorden, het slachtoffer van een zedenmisdrijf en de zoon van een vijftig jaar vermiste visser. Ik sprak met hen over het heftigste dat hen is overkomen, dat doe je als NFI-deskundige eigenlijk nooit. Voor slachtoffers en nabestaanden is alle hoop vaak op ons werk gevestigd, dat heb ik mij weer extra gerealiseerd.”
Welke zaken waar DNA-databanken een sleutelrol speelden, blijven jou in het bijzonder bij?
“Ik weet nog goed dat ik de moeder van de in 1993 vermoorde Andrea Luten op het NFI ontving. Zij heeft zeventien jaar moeten wachten totdat dankzij een match in de DNA-databank duidelijk werd wie haar vijftienjarige dochter, haar enig kind, had vermoord. Al die tijd heeft ze gewacht op dat ene telefoontje. Toen ze hier was, viel tijdens de rondleiding haar oog op dossierdozen met de naam ‘Andrea Luten’ erop. Dat raakte haar. ‘Jullie hebben dus altijd aan mijn dochter gedacht’, zei ze. Zo hebben veel zaken diepe indruk op me gemaakt. Waaronder de zaak Anne Faber. Het feit dat nieuwe technologie direct zijn meerwaarde bewees in het DNA-onderzoek naar haar vermissing en de dader daardoor in beeld kwam, vond ik indrukwekkend. Het maakt mij trots dat DNA-onderzoek en de DNA-databank in zoveel zaken een sleutelrol speelt. Van talloze minder bekende zaken tot de bekende cold cases zoals de Puttense moordzaak, de Posbankmoord, de Utrechtse serieverkrachter en de Kralingse bosmoorden. Zelfs na decennia kunnen we zaken met DNA-sporen nog oplossen. Ik vind dat een krachtig signaal naar de samenleving: de voortschrijdende technologie laat zien dat het misdaadonderzoek het er niet bij laat zitten.”
Waar staan we over tien jaar?
“Ik zou het niet kunnen zeggen. Maar ik sta nog altijd versteld van de nieuwe ontwikkelingen van het forensisch DNA-onderzoek. We kunnen uit steeds minder celmateriaal steeds meer informatie halen. Daarbij kunnen we met de DNA-databank steeds meer sporen aan personen koppelen. Dit dankzij de nieuw ontwikkelde zoeksystemen, verwantschapsonderzoek en de internationale uitwisseling van DNA-profielen. En dan dienen zich ook nog mogelijkheden aan met andere DNA-databanken.
Ik herinner mij nog dat ik in 2018 in Mallorca zat aan het zwembad en dat een collega me appte. ‘Heb je gehoord van genealogische databanken die ervoor zorgden dat de Golden State Killer in Amerika na jaren tegen de lamp liep?’ Dit is iets heel groots, dacht ik toen…Ik zou het mooi vinden als we de mogelijkheden zoals het in de DNA-databank voor strafzaken opnemen van Y-chromosomale DNA-profielen en het forensisch gebruik van genealogische DNA-databanken goed verkennen. En vervolgens onderzoeken of dit ook in Nederland, als ultiem opsporings- of identificatiemiddel, kan worden toegepast. Ik hoop met dit boek goede informatie te geven voor eenieder die daar iets van wil en moet vinden. Het is ook belangrijk dat nabestaanden hier helderheid over krijgen; zij putten immers hoop uit alle nieuwe mogelijkheden die op ons afkomen.”