Tekst Christel van der Meer
Foto Afbeelding door Fleur Loadsman-Wammes
Een pak melk dat ruikt naar een zwembad. Dat kán niet goed zijn. Melk kan hoogstens zuur ruiken als het over de datum is, maar de geur van chloor hoort absoluut niet uit dit pak te komen. Kortom: dit zaakje stinkt. Of de politie en het Openbaar Ministerie (OM) hier te maken hebben met een mogelijke vergiftigingszaak, moet worden onderzocht. Het team Chemisch Identificatie Onderzoek (CIO) van het Nederlands Forensisch Instituut onderzoekt de chemische samenstelling van producten, zoals in deze vergiftigingszaak.
“Iets kan wel ruiken naar chloor, maar wij doen hier onderzoek om ook echt aan te tonen dat er een chloorproduct in dat pak melk zit”, vertelt Robert Huls, wetenschappelijk medewerker bij CIO. Uit testen bleek dat het inderdaad om een chloormiddel ging. “Maar dan weet je slechts een deel van de puzzel. Want waar komt dat chloor vandaan? Uit een fles bleekmiddel of is het misschien afkomstig van een chloortablet of chloorpoeder, dat je gebruikt voor bijvoorbeeld het desinfecteren van je zwembad? Ook dat kunnen we onderzoeken”, vertelt Marc van Bochove, deskundige in opleiding bij CIO.
Er zit namelijk een klein verschil tussen chloor afkomstig uit een fles en een tablet of poeder. In het geval van deze chloorzaak keek het team wat er gebeurt als je een chloortablet in water en melk laat oplossen. Daaruit bleek dat er een reststofje achterblijft dat je alleen bij een chloortablet of chloorpoeder vindt en niet bij bleekmiddel uit een fles. “Toen we dat wisten, was het voor ons duidelijk dat we in het pak melk op zoek moesten naar dat reststofje. Zit dat erin, dan gaat het om een tablet of poeder. En áls het erin zit, dan kan ik het vinden”, vertelt Huls. En dat lukte inderdaad: in het pak melk zat dat stofje dat je alleen vindt als er een chloortablet of -poeder is gebruikt. Dit maakt dat de politie gerichter kan zoeken naar dergelijke chloorproducten in plaats van flessen bleekmiddel, die in bijna elk huishouden wel te vinden zijn.
CIO een eigen deskundigheidsgebied
Dit soort vergiftigingszaken liggen regelmatig op het bureau van CIO, maar het team kan veel meer. “Van rare vlekken op schoenen tot vreemde poeders in brieven en van schoonmaakmiddelen in kleding tot bijtende stoffen en pepperspray. Als uitgezocht moet worden wat voor stoffen ergens inzitten en waar deze van afkomstig zijn, kom je bij ons”, vertelt Van Bochove. CIO krijgt chemische vragen binnen die niet vallen onder Verdovende middelen, Explosies en Explosieven, Schotresten, Microsporen en Materialen en Toxicologie. “Allemaal gebieden die ook chemisch onderzoek doen. En Toxicologie doet ook onderzoek in vergiftigingszaken. Daar onderzoeken ze stoffen in het lichaam. Als het gaat om met welk product iemand mogelijk geprobeerd is te vergiftigen, kan dit ook bij ons komen”, legt Van Bochove uit. CIO is een eigen deskundigheidsgebied binnen het NFI. “Dat is best bijzonder, want bij veel andere instituten in de wereld is dit niet zo. Wel werken we regelmatig samen met andere afdelingen binnen het NFI, met name met Microsporen en Materialen”
Het zijn zeker niet alleen maar vergiftigingszaken waar CIO aan werkt. “Zo kregen wij de schoen binnen van een verdachte van een overval op een snackbar. De politie wilde graag weten of de vlek op zijn schoen frituurvet was én of het om hetzelfde frituurvet uit de snackbar ging”, beschrijft Van Bochove. Het team identificeert eerst om wat voor stof het gaat en daarna volgt de vergelijking met het frituurvet van de plaats delict. “Dat is waar het hier om draait: de verdachte op de plaats delict kunnen plaatsen”, legt hij uit.
Sopjes op de plaats delict
Dat gaat in het ene onderzoek makkelijker dan in het andere. “Wij krijgen weleens de vraag of we willen onderzoeken of er een bepaald schoonmaakmiddel op een kledingstuk zit, bijvoorbeeld omdat een inbreker in een emmer sop is gaan staan”, schetst Van Bochove. Je zou denken: als je weet welk middel in dat sopje zit, dan kijk je of je dat ook in die sok of broek aantreft en dan zou je dat aan elkaar kunnen linken. Maar zo simpel is het vaak niet. “Schoonmaakmiddelen komen op veel verschillende plekken voor en zijn dus niet exclusief voor dat ene huis waar is ingebroken. Daarnaast zijn er veel overeenkomsten tussen schoonmaakmiddelen, cosmetica en eventuele restanten van wasmiddelen in een sok of broek. De componenten van het een komen ook voor in het ander. Dus dat is goed zoeken en kijken naar de verhoudingen van bepaalde stoffen”, zegt hij.
Massageolie in zedenzaken
Ook in zedenzaken kunnen politie en OM onderzoeksaanvragen bij CIO neerleggen. “We hebben met enige regelmaat zaken waarbij een massage uit de hand zou zijn gelopen en uitmondde in aanranding of verkrachting”, legt Van Bochove uit. “De politie vraagt ons dan om de BH of onderbroek van het slachtoffer te onderzoeken op sporen. Als ze bij de verdachte een flesje massageolie hebben aangetroffen kijken wij of de vlek op het ondergoed massageolie is en of het overeenkomt met de inhoud van dat flesje.”
In zo’n onderzoek is het dankzij de verklaring van een slachtoffer duidelijk waar ze naar zoeken: massageolie. Maar dat is zeker niet altijd het geval. Hun werk lijkt soms dan ook op het zoeken naar een speld in een hooiberg. “Alleen weten wij niet eens altijd of we naar een speld of iets anders zoeken”, zegt Van Bochove. En soms levert het zoeken niets op en vinden ze niets. Frustrerend? “Nee, zeker niet”, zegt hij stellig. “Wij doen aan waarheidsvinding. Als er niets in zit, dan zullen we ook niets vinden.”
Vergiftigde flessen wijn?
Zo kreeg het team een keer de vraag om flessen wijn te onderzoeken waar mogelijk mee geknoeid was. Het vermoeden bestond dat het om een poging tot vergiftiging ging. Van Bochove: “Het was een bijzondere zaak. We zochten naar stoffen die te linken waren aan vergiftiging, maar die vonden we niet. Bovendien leek de inhoud van de fles op wijn maar troffen we nagenoeg geen alcohol aan. Heel vreemd, want waar was die gebleven? Verder viel op dat de originele doppen niet op de flessen zaten. Toen ik met een stagiair over deze zaak sprak, kwamen we via druivensap op de mogelijkheid van alcoholvrije wijn.” Uit vergelijkend onderzoek bleek later dat de inhoud van deze flessen wijn inderdaad paste bij alcoholvrije wijn.
Blijkbaar ging het niet om een poging tot vergiftiging, maar wilde iemand er mogelijk voor zorgen dat de wijnliefhebber iets minder alcohol dronk. Het is dan ook nooit tot een rechtszaak gekomen. Het is een zaak die Van Bochove niet snel zal vergeten. “Dat komt ook omdat ik die flessen alcoholvrije wijn weleens in de supermarkt zie staan. Dan moet ik altijd even aan die zaak denken!”
'Wat zit er allemaal in?'
De onderzoeken bij CIO zijn afwisselend en uitdagend. “Als we een vraag nog nooit eerder hebben gehad, denken we een beetje zoals Pippi Langkous: ‘Ik heb het nog nooit gedaan dus laten we kijken of we hier iets mee kunnen”, vertelt Huls. Het is niet dat ze maar lukraak wat proberen. “We duiken de literatuur in en op basis daarvan kijken we welke onderzoeksaanpak het beste bij de vraag past”, legt hij uit.
Hoe de vraag geformuleerd is, is daarbij erg belangrijk. “Stel de politie treft een flesje met een onbekende vloeistof aan, dan levert een brede vraag als ‘wat zit er allemaal in dit flesje?’ een heel breed antwoord op. Dan zouden we kunnen rapporteren wat we allemaal aantreffen in dat flesje, terwijl dat misschien niet altijd relevant is. De aanvrager wil vaak vooral weten: zit hier een stof in die er niet thuishoort.” Meedenken met politie en OM en puzzelen met de onderzoeksaanpak maakt het werk erg veelzijdig. “Dus zit er ergens een vreemde vlek op of ruikt het raar: wij zoeken graag uit wat het is.”