Tekst Eef Herregodts
De populaire televisieserie CSI stopt, zo beweren Amerikaanse media. Na vijftien seizoenen valt het doek voor de populaire forensisch onderzoekers.
Hoeveel lijkt het werk van het NFI op het werk in de serie?” In vrijwel ieder interview kregen deskundigen van het NFI afgelopen jaren deze vraag.
De apparaten en de technieken die ze in CSI gebruiken, komen dicht bij de werkelijkheid. De rest van het werk van het NFI, dat dit jaar ook 15 jaar bestaat, ziet er anders uit dan op tv.
Daarom voor eens en voor altijd: de verschillen tussen CSI en het NFI.
De hoofdpersonen in CSI doen vrijwel alles zelf. Ze verzamelen sporen op een plaats delict, ondervragen de verdachte, voeren DNA-onderzoek uit en wonen vervolgens een sectie bij.
In werkelijkheid is het onderzoek op de plaats delict hoofdzakelijk een taak van de forensische opsporing van de politie. En ook het verhoren van verdachten is een politietaak. Dat doen de tactisch rechercheurs.
Het NFI verricht onderzoek aan de verzamelde sporen en rapporteert de onderzoeksresultaten aan de politie en het Openbaar Ministerie. Het NFI lost geen misdrijven op, maar levert daar met onderzoek een bijdrage aan.
Daarnaast zijn de NFI-deskundigen, in tegenstelling tot de CSI-speurders, allemaal een expert op hun eigen gebied. Terwijl de hoofdpersonen op tv moeiteloos overschakelen van het analyseren van de laksporen op een auto naar het onderzoeken van botten in de kofferbak van diezelfde auto.
Tenslotte laat het dragen van beschermende kleding in CSI te wensen over. Op naaldhakken en met wapperende haren lopen de onderzoekers over een plaats delict. In werkelijkheid dragen sporenzoekers witte pakken, handschoenen en mondkapjes om te voorkomen dat ze de aanwezige sporen beschadigen of vernietigen.