Tekst Ruben Murk

Het Nederlands Forensisch Instituut bestaat 15 jaar. In een reeks verhalen blikken forensisch onderzoekers terug en vooruit. In deel één, wapendeskundige Benno Jacobs. Aan de wapens is weinig veranderd, stelt hij. Wel nam het aantal omvangrijke zaken in die periode toe.

"Het kan Jacobs nog altijd verbazen: hoe ontzettend veel je kunt ‘lezen’ uit een schotbeschadiging."

Het kan Jacobs nog altijd verbazen: hoe ontzettend veel je kunt ‘lezen’ uit een schotbeschadiging. “De richting van de kogel – kwam hij van links, rechts, hoog of laag – was het een rechtstreekse inslag of een ricochet, waar is de kogel naartoe gevlogen?” Zelfs na ruim een kwart eeuw in het vak – Jacobs begon in 1988 bij het Gerechtelijk Laboratorium, de voorganger van het NFI – leert hij nog altijd nieuwe dingen. “Dit kun je ook niet uit de boekjes halen, maar is een kwestie van proefondervindelijke ervaring.”

Schietbaan

Dat ‘puzzelen’ aan schotbeschadigingen gebeurt vandaag de dag eigenlijk nog op dezelfde manier als pak ‘m beet tien, vijftien jaar geleden: met experimenten op de schietbaan. “Als we er bij een bepaalde zaak niet uitkomen, zorgen we dat we hier dezelfde wapens, munitie en het beschoten materiaal krijgen en gaan we van alles testen.” En zo is er in dit vak eigenlijk veel bij het oude gebleven, constateert Jacobs. “Zelfs de meeste collega’s zijn dezelfde als vijftien jaar geleden.”

Omvangrijke zaken

Is er dan echt niks veranderd op het gebied van het forensisch onderzoek naar wapens en munitie bij het NFI? Toch wel, zegt Jacobs. “Vijftien jaar geleden draaiden we zo’n 700 á 750 zaken per jaar, nu zijn dat er 450 á 500. Maar die zaken zijn wel omvangrijker geworden. In het verleden zag je dat over het algemeen één of slechts een aantal malen werd geschoten, tegenwoordig is het niet ongebruikelijk dat in één zaak één of meerdere wapens worden leeggeschoten.” Hoe omvangrijker, hoe interessanter, vindt Jacobs. “Hoe groter voor ons de uitdaging om het plaatje kloppend te krijgen.”

Scenario's toetsen

Wat dat betreft zijn de reconstructies het meest interessant. “We draaien er zo’n tien per jaar”, zegt Jacobs. “De verdachte beweert bijvoorbeeld dat hij is gestruikeld en per ongeluk heeft geschoten. Of er zijn meerdere verdachten en de ene beweert dit, de andere dat. Wij proberen de waarschijnlijkheid van de verschillende scenario’s vast te stellen aan de hand van de sporen: de schotbeschadiging, de vindplaats van de kogel en/of huls, enzovoort. Meestal in samenwerking met andere onderzoeksgebieden.”

“De verdachte beweert bijvoorbeeld dat hij is gestruikeld en per ongeluk heeft geschoten."

Opmars computer

Als Jacobs naar de toekomst van zijn vakgebied kijkt, ziet hij vooral de opmars van de computer. “Die wordt nu al gebruikt om “aansluitingen” te vinden van krassen en vormen, de interpretatie daarvan is nog steeds mensenwerk. Maar op den duur gaat de computer er natuurlijk ook iets van vinden. Wanneer het zover is? Dat is moeilijk te zeggen. Vijftien jaar geleden had ik ook niet kunnen voorspellen dat vandaag iedereen met een mobiele telefoon zou lopen. Maar gebeuren gaat het zeker.”