Tekst Ruben Murk

Hoe lang kun je greepsporen op kleding zichtbaar maken? En kun je op die plekken nog DNA-materiaal veiligstellen dat goed genoeg is om een DNA-profiel van te maken? Kim van den Bogaert werkt bij de politie Midden-Nederland en buigt zich de komende maanden bij het NFI over deze vragen.

"Naar het visualiseren van vingersporen op poreuze ondergronden als textiel, was nog weinig onderzoek gedaan."

Van den Bogaert studeert momenteel als forensisch recherchekundige aan de Politieacademie. Haar onderzoek is een vervolg op een onderzoek dat in 2014 al bij het Nederlands Forensisch Instituut plaatsvond. Destijds onderzocht Susan van Esch – forensisch recherchekundige bij de politie Oost-Nederland -  hoe je greepsporen op kleding het best zichtbaar kunt maken.

In het onderzoek werken de Politieacademie, de forensische opsporing van de politie-eenheden Midden- en Oost-Nederland en verschillende afdelingen van het NFI nauw samen.
 

Metaalopdamping

Dat zichtbaar maken van greep- of vingersporen is niet nieuw. Forensisch onderzoekers gebruiken verschillende technieken om sporen zichtbaar te maken op ondergronden als glas, plastic en metaal. Maar naar het visualiseren van vingersporen op poreuze ondergronden als textiel, was nog weinig onderzoek gedaan.

“Haar conclusie was dat dit het beste werkt via metaalopdamping”, vertelt Van den Bogaert. “Dat gebeurt met goud en zink. Het goud hecht zich aan het hele kledingstuk, terwijl zink zich alleen hecht aan het goud zonder de greepsporen. Daardoor wordt de greep zichtbaar.”

Maar hoe lang na een misdrijf kun je dit middel nog inzetten? En kun je door deze methode betere DNA-profielen maken, dan wanneer een slachtoffer aangeeft waar hij of zij ongeveer is vastgegrepen? Dat zijn de vragen waarop Van den Bogaert antwoord op hoopt te krijgen. Het idee is dat onderzoekers met de methode in ieder geval kleding veel gerichter kunnen bemonsteren, waardoor de meest kansrijke sporen worden gevonden.

"Maar hoe lang na een misdrijf kun je dit middel nog inzetten? En kun je door deze methode betere DNA-profielen maken, dan wanneer een slachtoffer aangeeft waar hij of zij ongeveer is vastgegrepen?"

Collega’s aangekleed

Voor het onderzoek lopen daarom verschillende medewerkers in het NFI-gebouw rond met witte T-shirts. Soms een dag, soms twee dagen. Aan het einde van de draagperiode zetten andere vrijwilligers (ook NFI’ers) greepsporen; ze pakken de collega stevig bij het shirt vast en laten zo DNA achter.

“We onderzoeken twee soorten shirts, van katoen en polyester en gaan de greepsporen dan op verschillende momenten zichtbaar maken. Bij een deel van de shirts doen we dit na een dag. Bij andere na twee dagen, een week, een maand of twee maanden”, vertelt de onderzoeker. De shirts worden bewaard, zoals dat ook met echte bewijsstukken bij de politie gebeurt; verpakt in een steriel laken, verpakt in een verzegelde papieren zak.

Bogaert werkt in totaal een half jaar aan het vervolgonderzoek. Ze verwacht dat de resultaten ervan er in de zomer moeten zijn.