Tekst Ruben Murk
Een stukgelopen relatie, ontslag, politieke motieven of een afpersing. Al sinds mensenheugenis worden dreigbrieven verstuurd.
Nog nooit waren zo veel onderzoeksmethoden als nu voor handen om ‘dreigers’ te achterhalen. “Maar onderzoek kan ook sporen wissen”, zegt Koen Herlaar, documentonderzoeker bij het NFI.
Dreigbrieven zijn er in alle soorten en maten: van een eenvoudige tekst met (bewust) veel spelfouten tot aan poederbrieven met gevaarlijke inhoud. Onderzoekers van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzoeken jaarlijks enkele tientallen brieven. Vorig jaar waren dat er 45, Herlaar schat dat hij en zijn collega dit jaar circa 30 dreigbrieven onder ogen krijgen.
Veiligheid
Het allerbelangrijkste is vaststellen of de inhoud gevaarlijk is. “In veel gevallen wordt ongevaarlijk poeder, als waspoeder, gebruikt. Maar je wilt zeker weten dat je geen risico’s loopt. Een explosievendeskundige van de politie voert zo’n eerste dreigingsanalyse uit. Ook het RIVM kan monsters onderzoeken”, legt Herlaar uit.
Blijkt de brief veilig genoeg voor onderzoek, dan komen Herlaar en zijn collega in beeld. Het NFI onderzoekt zelf ook altijd een ‘sample’ voor de veiligheid en de bewijsvoering. Daarvoor heeft het NFI geavanceerde apparatuur.
Boodschappenlijstje
De documentonderzoekers van het NFI zijn niet alleen geïnteresseerd in de tekst die met inkt op papier is gezet. Een belangrijk onderdeel van documentonderzoek bij dreigbrieven is het zogeheten doorgedrukte schrift. Dat is de tekst die doordrukt op de achterliggende vellen van bijvoorbeeld een notitieblok. “Dat kan voor de politie interessante informatie opleveren. Bijvoorbeeld een boodschappenlijstje, telefoonnummers of adressen.”
Als de politie meer informatie wil hebben, dan kan bijvoorbeeld handschriftonderzoek licht op de zaak werpen. Deskundigen van het NFI kunnen de zaak bijvoorbeeld vergelijken met dreigbrieven uit andere zaken. Misschien stuurde iemand meerdere brieven en liep hij al eerder tegen de lamp.
Sporen wissen
Het NFI onderzoekt inkt en papier. De chemische samenstelling van inkt vertelt onderzoekers veel over de herkomst ervan: kan een dreigbrief zijn geschreven met een pen die bij de verdachte is gevonden? En bij brieven die een dader op de computer tikt, bekijkt de onderzoeker een ‘verdachte’ printer. Een printer kan zijn eigen unieke sporen nalaten.
Vingersporenonderzoek lijkt vaak de snelste route naar een verdachte. En hoewel deze methode vaak wordt ingezet, wijst Herlaar op de nadelen. “Dit onderzoek maakt andere onderzoeken vaak onmogelijk. Het badje met chemische stoffen om vingersporen zichtbaar te maken, wist weer andere sporen.”
Snel niet altijd beter
Inkt loopt daardoor bijvoorbeeld uit waardoor unieke kenmerken van een handschrift verloren (kunnen) gaan. En de eigenschappen van papier en inkt veranderen waardoor vergelijking niet meer mogelijk is. “En omdat het papier nat wordt, gaat mogelijk het doorgedrukte schrift verloren. Met de juiste voorzorgsmaatregelen is vingersporenonderzoek later altijd nog mogelijk.” De volgorde van onderzoek is dus heel belangrijk. De snelste methode, blijkt lang niet altijd de beste methode.