Gaat het om speeksel of vaginale cellen? Is er sprake van hersenweefsel of bloed? Een cruciale vraag in een zedenzaak en bij gewelddadige misdrijven. RNA-onderzoek biedt in zo’n geval uitkomst

RNA zit in de menselijke cel, net als DNA. DNA zegt iets over de eigenaar of donor. Het molecuul RNA verwijst naar de functie van de cel. Alexander Lindenbergh promoveerde eind november aan de Universiteit van Amsterdam op RNA-onderzoek dat hij vier jaar lang bij het NFI uitvoerde. Met RNA-profilering kunnen onderzoekers menselijke lichaamsstoffen onderscheiden en identificeren. Dat is nuttige informatie bij  de reconstructie van met name zedenzaken of gewelddadige misdrijven. Het promotieonderzoek richtte zich met name op de mRNA-molecuul, ook wel ‘boodschapper RNA’ genoemd.

“Bij een inbraak hoef je een spoor niet per se aan RNA-profilering te onderwerpen."

Snot

Wanneer is RNA-profilering van een spoor eigenlijk nuttig? Alexander Lindenbergh: “Bij een inbraak hoef je een spoor niet per se aan RNA-profilering te onderwerpen. Dan wil je weten van wie dat spoor komt en voldoet DNA-profilering. Maar bij zedenzaken of geweldsdelicten kan het nuttig zijn te achterhalen of de sporen bijvoorbeeld vaginale vloeistof of hersenweefsel bevat.”

De door Lindenbergh bij het NFI eerder ontwikkelde techniek van RNA-profilering maakt het mogelijk om in één keer met een enkele test de biologische origine te bepalen. Goed nieuws, want tot dat moment was dat niet met één test en ook niet zo specifiek te bepalen. RNA-profilering gebruikt inmiddels tot 19 verschillende markers voor zes verschillende lichaamsvloeistoffen of zeven verschillende organen.

Ter vergelijk: DNA-profilering kan 16 markers opleveren. Let wel, vult de promovendus aan: “Meer is niet per se beter, maar meer onderzoek naar RNA-profilering zal wel leiden tot het herkennen van meer lichaamsvloeistoffen, zoals bijvoorbeeld snot, wat een alternatief scenario kan zijn voor de aanwezigheid van iemands celmateriaal.”

Niet zo fragiel

Er is meer goed nieuws. Omdat het RNA-molecuul net als DNA voorkomt in elke cel - of dat nu een lever-, een hersen- of een huidcel is - kun je met een monster van één spoor zowel DNA- als RNA-onderzoek doen. Zo kan een cel uit een onbekend spoor twee verschillende soorten informatie opleveren: van wie is het en wát is het. Voor het RNA-onderzoek is het niet nodig andere of meer monsters te nemen op de plaats delict. Deze extra informatie is prettig en nuttig. Niet alleen voor politie, maar ook voor de rechter.

RNA-profilering is zelfs mogelijk bij onderzoek naar oude sporen. Met de door hem ontwikkelde techniek wist de promovendus onder andere twaalf jaar oude huidmonsters op muziekinstrumenten te typeren. En zes jaar oud speeksel op een speen. Opgetogen: “Het RNA-molecuul, dat in tegenstelling tot een DNA-molecuul niet uit een dubbele maar een enkele streng bestaat, blijkt helemaal niet zo fragiel. Dat valt eigenlijk reuze mee.”

“Kennis overdragen is echt het leukste wat er is.”

Toekomst

Inmiddels is de promovendus forensisch docent aan de Avans Hogeschool en leidt hij de forensisch onderzoekers van de toekomst op. “Kennis overdragen is echt het leukste wat er is.” Bij het schrijven van zijn promotieonderzoek  kreeg hij “ontzettend veel steun van het NFI”. Gelukkig, want zijn leven stond nogal op zijn kop door zijn nieuwe baan en de komst van zijn eerste kind.