Forensisch arts Rob Bilo ontvangt vandaag de Van Dantzig-penning voor zijn strijd tegen kindermishandeling. Onvermoeibaar gaat hij op zoek naar de oorzaak van onverklaarde letsels. “Het gaat erom dat er recht wordt gedaan aan deze kinderen.”

“Houd altijd rekening met de mogelijkheid van kindermishandeling”. Rob Bilo was arts-assistent kindergeneeskunde toen een kinderarts hem hierop attendeerde. Inmiddels is hij zelf pleitbezorger van een medisch-wetenschappelijke kijk op kindermishandeling. “Fascinerend werk”, vindt hij zijn vak als forensisch arts. “Kindermishandeling was lange tijd een buitenbeentje in het vakgebied. Nu zijn artsen bereid om over onverklaard letsel na te denken.”

“Het zijn er zoveel, die kan je nooit allemaal helpen."

Recht doen aan kind

Ruim twaalf jaar werkte Bilo als vertrouwensarts kindermishandeling in Rotterdam. Rond 2000 begon hij als zelfstandig adviseur en opleider. Vanaf die tijd schakelde justitie hem regelmatig in voor het duiden van letsel bij levende en overleden kinderen. Sinds 2008 doet hij dat in dienst van het NFI. Binnen de setting van een forensisch instituut kan hij professioneel het meest voor elkaar krijgen, denkt hij. “Het NFI stelt hoge eisen aan onderzoek, hier word ik getriggerd om mezelf te verbeteren.”

Tientallen mishandelde kinderen krijgt het team forensische pediatrie bij het NFI jaarlijks te zien. Het topje van de ijsberg, want volgens schattingen worden jaarlijks tussen de honderd en honderdzestig duizend kinderen geestelijk, lichamelijk of seksueel mishandeld. Getallen die een gevoel van onmacht kunnen geven. “Het zijn er zoveel, die kan je nooit allemaal helpen. Ik ga daarom altijd terug naar dat ene kind in een zaak, dat letsels heeft of op een niet-natuurlijke wijze overleden lijkt te zijn. Dat hen recht wordt gedaan.”

Afstand van gezinssysteem

Forensisch artsen op het gebied van kindermishandeling doen onderzoek bij overleden en levende kinderen. Bij het onderzoek naar letsel bij levende kinderen gebeurt dit vaak op basis van medische gegevens die eerder zijn verzameld. Röntgenfoto’s, foto’s, verslagen, laboratoriumuitslagen: hoe preciezer deze zijn, hoe beter. De drie forensisch artsen met aandachtsgebied kinderen doen ruim zestig van deze onderzoeken per jaar. “We zouden er graag meer doen, maar het zijn uitgebreide evaluaties. Met een hersenletselzaak ben je zo drie tot vier weken bezig met een omvangrijk en complex dossier.”

Hij had dit werk niet kunnen doen zonder zijn ervaring als vertrouwensarts. “Het legde de basis voor wat ik nu doe. Alleen kijk ik als forensisch arts meer op afstand naar situaties. Het gaat om de feiten, niet om de emoties.” Tijdens huisbezoeken toen met maatschappelijk werkers was hij wel intensief betrokken bij wat hij “het gezinssysteem” noemt. Rond 2000 koos hij voor het forensische werk.

"Nu zie ik jonge mensen in de zaal die voor dit vakgebied kiezen.”

Op de kaart gezet

Forensisch onderzoek begint altijd met kijken. “Is er een medische verklaring voor dit letsel? Pas als die is uitgesloten, komt de forensische motivering in beeld.” Wat de ouders verklaren, is slechts een van de hypothesen. “Ook hele aardige ouders mishandelen hun kinderen.” Het is zwaar werk, maar de beelden van mishandelde kinderen achtervolgen hem niet. “Als ik last heb van een casus, is er altijd het team waarop ik kan terugvallen. En een veilige thuisbasis.”

Naast de verschillende boeken over het (medisch) herkennen van kindermishandeling gaf Bilo   talloze lezingen aan kinderartsen, huisartsen, tandartsen en verpleegkundigen. “Toen ik in 1987 mijn eerste lezing gaf, had ik te maken met gezondheidzorgers die van hun leidinggevende moesten. Nu zie ik jonge mensen in de zaal die voor dit vakgebied kiezen.” Het maakt hem apentrots dat kindermishandeling zo goed op de kaart staat. “Dat heb ik niet alleen gedaan. Deze onderscheiding is net zo goed voor de mensen met wie ik al deze jaren samenwerkte, in de gezondheidszorg, maar ook bij de politie.”