Tekst Ruben Murk

Meer dan 100 zeelieden uit de Haagse regio die sinds de jaren 20 de Noordzee op voeren, keerden nooit meer terug. Mogelijk spoelden hun stoffelijke overschotten ergens op de Nederlandse kust aan en liggen zij begraven als onbekende dode.

De politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) proberen alsnog hun identiteit vast te stellen. “De kans op succes is misschien klein. Maar als je maar aan een familie kan vertellen waar hun dierbare ligt begraven, hebben wij ons doel al bereikt.”

"Ik ga er vanuit dat mijn vader in de kotter is achtergebleven."

Kwart eeuw

Aan het woord is Leo Simais. Hij is leider van het Cold Caseteam van de politie-eenheid Den Haag. Als voorbeeld refereert hij aan een recente zaak. Meer dan een kwart eeuw was onduidelijk wat er met een 45-jarige man was gebeurd. Hij was op de fiets vertrokken, maar nooit meer thuisgekomen. Zijn familie gaf hem als vermist op.

Een jaar later – in 1987 – spoelde een lichaamsdeel aan op Terschelling. Pas dankzij recent DNA-onderzoek kon de man worden geïdentificeerd en bleek hij over boord te zijn geslagen. “Als een nabestaande nooit naar ons toe was gekomen om DNA af te staan, had de identificatie nooit plaatsgevonden.”

Wettelijke plicht

Burgemeesters zijn sinds 2010 wettelijk verplicht om van zogenoemde Nomen Nescio’s (naam onbekend) DNA af te laten nemen in de hoop hun identiteit vast te kunnen stellen. De verplichting geldt niet voor NN’ers die voor 2010 zijn gevonden, maar burgemeesters kunnen wel onderzoek laten uitvoeren in deze zaken. “In Nederland liggen enkele honderden mensen zonder identiteit begraven”, schetst Simais. 

Van vrijwel alle NN’ers die aanspoelden op de Nederlandse kust is DNA afgenomen. Daarvan is een DNA-profiel gemaakt en opgenomen in de DNA-databank Vermiste Personen. Als nabestaanden DNA afstaan, wordt dat vergeleken met DNA van onbekende personen in de DNA-databank Vermiste Personen.

“Als een nabestaande nooit naar ons toe was gekomen om DNA af te staan, had de identificatie nooit plaatsgevonden.”

Op de website van de politie vertelt Jan van Welie hoe hij in 1970 als 6-jarige jongen zijn 28-jarige vader verloor. “Het weer werd steeds slechter. De vloot was op de terugweg naar de haven in IJmuiden. Voor de kotter van mijn vader voer mijn opa. Om 19.00 uur spraken ze elkaar nog over de marifoon. Daarna zag opa opeens een golf opdoemen. Hij maakte snelheid en wist zijn schuit heelhuids over de golf te krijgen”, vertelt Van Welie. De volgende dag hoorde zijn opa dat de andere kotter niet in IJmuiden was aangekomen.

“Natuurlijk geef ik ook mijn DNA voor dit project, ook al reken ik niet op een match. Ik ga er vanuit dat mijn vader in de kotter is achtergebleven. Ik durf ook niet te zeggen hoe ik op een match zou reageren. Zou dat voelen alsof hij thuiskomt?”