Deskundigen van het NFI ontwikkelden een methode waardoor ook vingersporen van slechte(re) kwaliteit bruikbaar kunnen zijn als bewijs. “Het is uitermate frustrerend om een vingerspoor niet te kunnen gebruiken, terwijl alles zegt: dit is de dader”, zegt advocaat-generaal Peter van Hagen.
Van Hagen is verbonden aan het ressortsparket in Den Bosch waar hij in allerlei strafzaken bewijsmateriaal moet beoordelen, voorleggen en verdedigen. Hij was de eerste advocaat-generaal die in een strafzaak de nieuwe NFI-methode (WOVI, Wetenschappelijke Onderbouwing Vingersporenindividualisatie) als bewijs inbracht.
Slechte vingersporen
Hoe zit het precies met vingersporenonderzoek? Voor politiedeskundigen in Nederland geldt de forensisch-technische norm dat een vingerspoor op minstens 10-12 punten moet overeenkomen met een vingerafdruk van de verdachte. Deskundigen van het NFI krijgen vaak (een deel van een) vingerspoor onder ogen dat van veel minder kwaliteit is. Bijvoorbeeld omdat het maar een deel van een spoor is, of omdat deze gedraaid of geveegd is.
Dankzij speciale software kunnen NFI-deskundigen nu toch een uitspraak doen over slechtere vingersporen. Met een vingerspoor wordt een statistische berekening gedaan, die alleen uitgevoerd kan worden met een enorme database aan vingerafdrukken. “Hierdoor kunnen de onderzoekers iets zeggen over hoeveel waarschijnlijker de overeenkomst is wanneer het spoor afkomstig is van de verdachte, dan van een willekeurig ander persoon”, legt vingersporendeskundige Anko Lubach uit.
Overval op Haagse taxi
En dat ging ook op in de zaak die Van Hagen in november 2013 behandelde. Daarin stonden drie verdachten terecht voor een gewelddadige overval op een Haagse taxichauffeur. Van een van hen was naast een DNA-spoor op een ijzeren pijp ook een vingerspoor van mindere kwaliteit veiliggesteld.
“Dat was voor de zaak een belangrijk spoor”, herinnert de aanklager in hoger beroep zich. “Het vingerspoor was gevonden op de taxi. Dit was voor mij een 100 procent daderspoor, omdat het de verdachte direct linkte aan de taxi. Het NFI concludeerde de match waarschijnlijker was in het geval dat het vingerspoor van de verdachte was dan van een willekeurige andere persoon.”
De advocaat van de verdachte had zijn twijfels bij de conclusies van het NFI-rapport en daarom werd een contra-expertise uitgevoerd. “Het resultaat daarvan liet geen ruimte voor twijfel: het patroon, de lijnenstroom en alle waarneembare lijnkarakteristieken komen met elkaar overeen, totaal geen verschillen.” De verdachte kreeg 48 maanden celstraf.
Frustrerend
De vraag is of de zaak zonder de interpretatie van het vingerspoor ook in een veroordeling was uitgemond. “Dat kan ik niet zeggen. Ik kan niet op de stoel van het hof gaan zitten. Maar ook zonder vingerspoor had ik een bewezenverklaring gevorderd, onder meer vanwege het DNA op de ijzeren pijp. Maar dit bewijsstuk heeft de deur voor de verdachte wel dichtgedaan.”
Het is tot nog toe de enige keer dat Van Hagen de methode meenam in de bewijsvoering. “Toch heb ik vaker de neiging om te denken: er zijn minder dan 12 punten van overeenkomst, maar het kan niet anders zijn dan van die verdachte. Dat is uitermate frustrerend.”
Maar het is nog altijd de rechter die het bewijs weegt, voegt Van Hagen daaraan toe. “Die 12 punten binden de rechter niet. Het is dan wel prettig dat daar een goede wetenschappelijke onderbouwing bijzit."