Een man trekt zijn wapen, richt deze op zijn slachtoffer en vuurt. De kogel gaat dwars door een ruit heen die in duizenden minuscule deeltjes uiteen spat. De dader zet het op een lopen. De politie weet de man later in de kraag te vatten.
Een fictief voorbeeld, maar glasonderzoekers van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voeren ongeveer 100 keer per jaar zogenoemd glasvergelijkendonderzoek uit. Ze helpen daarmee de vraag te beantwoorden hoe groot de kans is dat glasdeeltjes die bijvoorbeeld op de kleding van een verdachte zijn gevonden, afkomstig zijn van een ruit op een plaats delict.
Stofwolk
De methode die ze daarvoor gebruiken heet LA-ICPMS. Hoe werkt dat precies? Glasonderzoeker Andrew van Es legt het uit. Een UV-laser schiet ongeveer 25 seconden lang op een glasdeeltje van soms maar een tiende millimeter groot. De ‘stofwolk’ die hierdoor ontstaat, wordt naar een plasma van 8000 graden geleid. De wolk met glasdeeltjes valt daardoor uiteen tot op atomair niveau, de allerkleinste deeltjes.
Een zogenoemd massafilter kan precies zien welke elementen en in welke verhouding in het glas zitten. “Die samenstelling vergelijken we met het glas op de plaats delict. Dat kan bijvoorbeeld ook glas van een vitrinekast zijn die kapot is geslagen tijdens een overval op een juwelier”, stelt Van Es.
De elementsamenstelling van glas is tamelijk uniek. Dat komt doordat tijdens het productieproces kleine verschillen in de samenstelling van de grondstoffen leiden tot een net iets andere samenstellen van het glas. “Waar we naar kijken zijn de verontreinigingen in deze grondstoffen. Het gaat dan om heel lage concentraties die de fabrikant niet meer controleert.”
Zwembad
De glasonderzoekers werken sinds kort met nieuwe apparatuur, waarmee het afgelopen jaar uitvoerig is getest om deze te valideren. De nieuwe apparatuur kan kleinere glasdeeltjes analyseren dan de vorige apparatuur. Een glassplinter van een tiende millimeter is groot genoeg om betrouwbare resultaten op te leveren. “Vergelijk het met een theelepeltje suiker in een 25 meter zwembad. Op dat niveau kun je de concentratie van een element in het glassplintertje meten.”
De apparatuur die zij daarvoor tot op heden gebruikten, leverde gegevens van glasdeeltjes tot circa drie tiende millimeter. Het verschil met de nieuwe apparatuur lijkt klein, maar kan in de praktijk heel groot zijn. “Glassplinters vallen na verloop van tijd weer van de kleding af. De grote deeltjes verlies je als eerste. Hoe langer het duurt voordat de politie een verdachte aanhoudt, hoe groter de kans dat we alleen nog de kleinste glasdeeltjes aantreffen.”
Bewijsvoering
De nieuwe apparatuur levert de onderzoekers ook veel meer data op. “Het massafilter is tien keer gevoeliger dan de filter in de oude apparatuur. We zien nu elementen die we vroeger niet zagen”, vertelt Van Es.
Ondertussen bedient een van de glasonderzoekers de nieuwe apparatuur. Het is voor hen een spannende dag. Ze onderzoeken in een oude zaak opnieuw heel kleine glasdeeltjes die voor de oude apparatuur te klein bleken en geen data opleverden. Het onderzoek met de nieuwe apparatuur levert wel data op en zelfs een match tussen het onderzochte glas en het glas van de plaats delict (referentieglas). “En dat maakt in deze zaak in de bewijsvoering een groot verschil.”