In 2013 onderzocht het NFI zo’n 120 zaken, waarin ‘tape’ - afkomstig van een plaats delict - een rol speelde. Bijvoorbeeld daders die hun slachtoffers omwikkelen met tape of hen met tape de mond snoeren. Dit jaar is het NFI gestart met nieuw interdisciplinair onderzoek op tape.

Omdat op tape als bewijsstuk allerlei sporen kunnen zitten, wordt tapeonderzoek geïntegreerd door het NFI uitgevoerd, dat wil zeggen gecombineerd en in nauwe samenwerking tussen deskundigen van vingersporen, chemisch onderzoek, kras-, indruk- en vormsporen, vezelonderzoek en DNA-onderzoek.

Bronniveau

Forensisch onderzoek van tape speelt zich grotendeels af rond de vragen: 

  • Van wie of wat zijn de sporen op de tapes afkomstig? Hierbij onderzoekt het NFI de tape bijvoorbeeld op humaan celmateriaal, vingersporen of vezels. 
  • Welke tapes horen bij elkaar? Hierbij onderzoekt het NFI de tapes op uiterlijke kenmerken, chemische samenstelling en doet             soucheonderzoek. 
  • Het doel van deze onderzoeken op ‘bronniveau' is het vaststellen van de mogelijke bron van sporen, of om vast te stellen of stukken tape van dezelfde bron afkomstig kunnen zijn

"Onderzoeksresultaten op bronniveau kunnen op verzoek getoetst worden aan opgestelde scenario’s."

Activiteitenniveau

Politie en justitie, maar ook de verdachte en zijn advocaat kunnen scenario’s ontwikkeld hebben over wat er waarschijnlijk gebeurd is. Onderzoeksresultaten op bronniveau kunnen nu op verzoek getoetst worden aan deze scenario’s. Dit heet onderzoek op 'activiteitenniveau'.

Een voorbeeld: vastgebonden met duct-tape

Een slachtoffer is bij een overval vastgebonden met duct-tape. Op deze tape is DNA aangetroffen op een van de uiteinden van de stukken tape. Uit dit DNA is een DNA-profiel gehaald dat in de DNA-databank voor Strafzaken ‘matcht’ met een persoon. Deze persoon wordt nu verdachte.

Rol tape in schuur

In de schuur van de woning van deze verdachte wordt een rol tape aangetroffen. Onderzoek op bronniveau wijst uit dat de tape waarmee het slachtoffer is vastgebonden van deze rol afkomstig kan zijn.

Verklaring van verdachte

Als de verdachte met deze resultaten wordt geconfronteerd, verklaart hij: “Die rol tape is inderdaad van mij. De schuur wordt echter nooit afgesloten en diverse buren maken gebruik van mijn gereedschap en ook van de rol tape. Mijn DNA en vingersporen zullen daarom wel op de tape zitten, maar ik heb het slachtoffer niet vastgetapet en ik heb niets met de overval te maken.”

Wat zegt het sporenbeeld

Met interdisciplinair onderzoek op tape kan het NFI bijvoorbeeld verzocht worden het sporenbeeld te evalueren onder de volgende hypothesen (op activiteitenniveau): 
1. De verdachte heeft het slachtoffer vastgetapet. 
2. Iemand anders heeft het slachtoffer vastgetapet, de verdachte heeft de rol tape in een eerder stadium gehanteerd.

Waarschijnlijk

Op basis van de evaluatie volgt een uitspraak over de waarschijnlijkheid van de onderzoeksresultaten (het sporenbeeld) onder de gegeven hypothesen.

Toepassingsmogelijkheden

Als er sprake is van een zaak met tape, kan het NFI in elke fase van het strafrechtelijk onderzoek – zowel opsporing als bewijsvoering - én op zowel bron- als activiteitniveau vragen beantwoorden. De casus hierboven laat dat goed zien.