Een team van Defensie- en politiepersoneel heeft vorige week in Oost-Oekraïne opnieuw stoffelijke resten van slachtoffers van vlucht MH17 geborgen. De stoffelijke resten kwamen zaterdag 7 februari aan op Vliegbasis Eindhoven.

Vlucht MH17 van Malaysia Airways stortte op 17 juli neer in Oekraïne. Alle 298 inzittenden kwamen daarbij om het leven. In Hilversum werkt onder leiding van het LTFO een internationaal team van deskundigen aan de identificatie. Het DNA-onderzoek wordt in Den Haag uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Inmiddels zijn 295 slachtoffers geïdentificeerd.

Alleen het opstellen van een DNA-profiel uit wangslijm van nabestaanden, gebeurt vrijwel volledig automatisch.

Tandenborstel

Deskundigen van het NFI maken DNA-profielen van stoffelijke resten en vergelijken deze met zogenoemd referentiemateriaal. Dat zijn DNA-profielen van nabestaanden of profielen van DNA dat is gehaald uit persoonlijke spullen van slachtoffers, zoals tandenborstels, haarborstels en scheermesjes.

“DNA van nauwe verwanten zoals ouders, kinderen, broers en zussen is het meest geschikt voor de vergelijkingen”, vertelt Arnoud Kal. Hij is als DNA-verwantschapsdeskundige van het NFI al maanden nauw betrokken bij de identificatie. “Voor de persoonlijke spullen is het criterium dat het zo zeker mogelijk van het slachtoffer moet zijn en niet gebruikt door anderen.”

Isoleren zuiver DNA

Het maken van DNA-profielen kost tijd, legt Kal uit. Het NFI kreeg van het LTFO meer dan 4000 monsters, waaruit DNA moet worden gehaald. Alleen het opstellen van een DNA-profiel uit wangslijm van nabestaanden, gebeurt vrijwel volledig automatisch. De overige profielen (van stoffelijke resten en spullen) moeten deskundigen handmatig opstellen. Daaraan stelt het NFI zeer strenge eisen, om vervuiling of verwisseling van monsters te voorkomen.

Kal legt uit hoe het proces in zijn werk gaat: “De eerste stap in het DNA-onderzoek is het zo zuiver mogelijk isoleren van het DNA uit het monster, bijvoorbeeld een stukje bot of spierweefsel. Daarvan maakt het NFI een forensisch DNA-profiel: dat zijn kleine stukjes DNA die verschillend zijn van persoon tot persoon. We zetten die stukjes om in een cijferreeks die uniek is voor ieder persoon.”

Het identificatieprogramma Bonaparte vergelijkt de DNA-profielen.

Gegevens invoeren

Met de DNA/profielen van nabestaanden worden familiestambomen opgesteld. Alle DNA-profielen van slachtoffers en de stambomen worden ingevoerd in het identificatieprogramma Bonaparte. “Dat is per DNA-profiel vijf tot tien minuten werk. Maar als je duizenden profielen hebt, kost dat dus veel tijd.” De software vergelijkt de DNA-profielen en plaatst de profielen van de slachtoffers in de juiste familiestambomen. “Dankzij de software gaat dit heel snel, als dit handmatig zou gebeuren zouden we daar jaren mee bezig zijn.”

Voor iedere match wordt een rapportage opgesteld waarin wordt vermeld welke DNA-profielen matchen en wat de identiteit kan zijn van het betreffende slachtoffer.