Een verdachte van drie zedendelicten in de Utrechtse binnenstad staat dinsdag voor de rechter. Het was voor het eerst dat een verdachte in beeld kwam door DNA-verwantschapsonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) tegen alle verdachten in de DNA-databank voor strafzaken: het zogenoemde familial searching.
Spoor
“Bij familial searching vergelijken we een DNA-profiel uit een daderspoor met DNA-profielen in de databank en kijken zo of we een familielid van de donor van het daderspoor kunnen vinden”, legt DNA-deskundige Charissa van Kooten uit. Daarvoor geldt wel: een verdachte moet maar net een familielid hebben waarvan een DNA-profiel in de databank is opgenomen.
Familial searching is niet het eerste DNA-onderzoek dat het NFI uitvoert. Eerst wordt gekeken of het DNA-profiel van een persoon in de DNA-databank overeenkomt met het DNA-profiel van de donor van het spoor. “Dat doen we door uit het spoor een DNA-profiel te vervaardigen en die te vergelijken met DNA-profielen in de DNA-databank voor strafzaken.” Als al een verdachte is aangehouden, kan het profiel rechtstreeks worden vergeleken met diens DNA.
Rangschikking
Inmiddels staan in de DNA-databank voor strafzaken meer dan 200.000 DNA-profielen van verdachten en veroordeelden. Een vergelijking levert niet altijd een ‘hit’ op. “Dan is het in sommige gevallen mogelijk om een familial search uit te voeren. Hoe meer mensen in de databank staan, hoe groter de kans is op succes met familial search”, verklaart Van Kooten. Een dergelijk verwantschapsonderzoek is mogelijk sinds een wetswijziging in 2012.
Het NFI voerde sindsdien circa 15 keer een familial search uit, maar leidde tot aan deze zaak nog niet tot een aanhouding van een verdachte.. “Bij een familial search vergelijkt een computerprogramma de profielen in de databank met het DNA-profiel uit het daderspoor. Het programma rangschikt de profielen; het zet de profielen met de meeste overeenkomsten bovenaan”, legt Van Kooten uit.
Familie of niet?
Aan de hand van de rangschikking wordt een selectielijst van de meest ‘kansrijke’ DNA-profielen samengesteld. “Wij kijken maar naar enkele kleine stukje op het DNA dat verschilt tussen personen, zegt ze. “Maar het is daarnaast ook goed mogelijk dat deen deel van het DNA op deze plaatsen overeenkomt, terwijl mensen niet verwant zijn.”
Daarom is aanvullend onderzoek nodig. Daarbij vergelijkt het NFI de profielen op de selectielijst verder aan de hand van aanvullend DNA-verwantschapsonderzoek. “We kijken dan naar overeenkomsten in DNA. Dit onderzoek kan een lijst met potentiële verwanten opleveren.”