Tekst Ruben Murk
Vijf dagen lang stak de brandweer in Zutphen zelf woningen in de brand. Ook deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgden het experiment met grote interesse.
Het belangrijkste doel van de proeven was de kennis van de brandweer over veiligheid bij en de aanpak van het bluswerk te vergroten. “We wilden meer leren over hoe een brand zich ontwikkelt”, zegt brand-technisch deskundige Jos Lelieveld van het NFI. Hij was met enkele collega’s de hele week in Zutphen aanwezig, voerde proeven uit en nam verschillende monsters. “We hebben veel geleerd.”
De wijk De Achtermars in Zutphen vormde de ideale locatie voor de oefeningen van de brandweer. De huizenblokken waarin de branden werden aangestoken, staan op de nominatie om te worden gesloopt. Bovendien liggen de panden redelijk afgelegen, waardoor de overlast meevalt. “Zo’n locatie is heel moeilijk te vinden. Bovendien krijg je niet zomaar een vergunning voor deze proeven.”
Stralingsmeters
De proeven werden gehouden in verschillende gedeeltes van de woningen. De ene keer ging in een slaapkamer de fik in een bed, de andere keer viel een keukenblok ten prooi aan de vlammen of werd juist een bank in de woonkamer in brand gestoken. “De brandweer voerde daarbij allerlei metingen uit, bijvoorbeeld naar temperatuur en zuurstof”, legt Lelieveld uit.
Ook waren er stralingsmeters en brandalarmen geplaatst. “En hingen in de kamers waar de brand woedde camera’s. Dat heeft heel veel data opgeleverd.” En die data zijn ook interessant voor de brandexperts van het NFI. “Je hebt alle informatie. Je weet wat er in brand staat, waar de brand is aangestoken, of er brandversnellers zijn gebruikt en hoe lang de brand heeft gewoed. Maar bijvoorbeeld ook wanneer de brandweer een raam insloeg voor ventilatie.”
Brandonderzoek
Bij het NFI werken verschillende experts op het gebied van brandonderzoek. Technisch brandonderzoek, het specialisme van Lelieveld, richt zich op het verloop van de brand, de plaats en de (technische) oorzaak. Andere deskundigen buigen zich bijvoorbeeld over de vraag of er brandbare vloeistoffen, zoals benzine of terpentine, aanwezig zijn in de brandmonsters die de politie heeft aangeleverd en waarmee mogelijk de brand is aangestoken.
De proeven leverden waardevolle data op. “Daarmee kunnen we verklaren hoe de brand is verlopen. Die kennis kun je meenemen in nieuwe onderzoeken. Tijdens de proeven is voor mij bijvoorbeeld nog maar eens duidelijk geworden hoe groot de invloed is van ventilatie op de intensiteit van de brand.”
Monsters
Lelieveld en zijn collega’s deden meerdere proeven, onder meer met de brandversnellers lampenolie, terpentine en benzine op verschillende materialen. Maar ook namen zij monsters van verbrande voorwerpen – onder ander van een bed, een bank en een tapijt. “Hierbij weten we zeker dat geen brandversnellers zijn gebruikt. Deze monsters analyseren onze deskundigen om dergelijke monsters in de toekomst nog beter te kunnen interpreteren.”