Tekst Ruben Murk
Als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam gaat Zeno Geradts zich vooral bezighouden met de toekomst: hoe en waar vinden we over vijf jaar digitaal bewijs?
Is het hoogleraarschap anders dan het werk dat je nu voor NFI doet?
“De aard van de werkzaamheden is gelijk. Een verschil met mijn dagelijks werk voor het NFI is dat ik samen met wetenschappers van de UvA verder probeer te kijken. De lange termijn is ons gezamenlijk terrein: met welke problematiek krijgen we over vijf jaar te maken? Het is onze uitdaging om criminelen constant vijf stappen voor te zijn. Dat is inderdaad een hele klus, want vooral cybercrimininelen zitten zelf ook niet stil. Die volgen de ontwikkelingen op de voet.”
Data-onderzoek wordt steeds belangrijker in rechtszaken, wat betekent dat voor jullie?
“Dat betekent veel meer werk. Iedereen laat tegenwoordig digitale sporen achter. Per zaak komen er steeds meer data. Acht terabyte per zaak is heel gewoon en de hoeveelheid groeit nog steeds. Natuurlijk mag je niet overal bij. We kunnen bijvoorbeeld niet heel Google doorzoeken, dat is vanuit de privacywetgeving niet toegestaan. Het gaat louter om de data die we in opdracht van een rechter-commissaris of officier van justitie mogen onderzoeken. Zelf ben ik op het moment veel bezig met beeldonderzoek en multimedia-onderzoek. Daar is bijvoorbeeld sprake van bij moordzaken en strafzaken rondom kinderporno.”
Wat is een van de belangrijkste uitdagingen voor de komende tijd?
“Uit een gigantische berg data proberen we te bepalen wat de verbanden zijn tussen de verdachte en deze data. Daar zitten ook veel irrelevante data tussen. Het gaat erom de relevante data eruit te halen. Wij zoeken naar bewijs in relatie tot het delict. Ons belangrijkste doel is forensisch verantwoorde werkwijzen te ontwikkelen voor grote hoeveelheid data, zoals mail- en chatverkeer, en oplossingen en de bewijskracht te bepalen. Ook de automatische analyse van grote hoeveelheden multimedia is een uitdaging. Daarvoor ontwikkelen we methodes, die tijdswinst en kwaliteitswinst moeten opleveren."
Een belangrijk issue is de bewijskracht. Hoe gaan jullie daarmee om?
“Onze analyses moeten wetenschappelijk onderbouwd zijn. Als dat niet zo is, kan de rechter het bewijs terzijde schuiven. Een voorbeeld daarvan zien we in het Schoenmakersarrest, waarbij de bewijsvoering niet wetenschappelijk onderbouwd was. Door dit arrest werd duidelijk dat bewijs minimaal aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Uiteraard is ook de presentatie en rapportage aan de rechtbank een belangrijk aspect, aangezien dat in begrijpelijke taal moet gebeuren. Wat best wel lastig kan zijn in complexe digitale zaken.”