Tekst Ruben Murk

Een onbekende man springt uit het struikgewas en trekt een vrouw aan haar jas van haar fiets. Kunnen onderzoekers de plek zichtbaar maken waar de dader de vrouw bij haar jas vastgreep om daaruit een DNA-profiel te halen?

"We willen niet alleen weten op welke manier je greepsporen zichtbaar kunt maken, maar ook of je die kunt onderscheiden van sporen van de drager van het kledingstuk.”

Susan van Esch werkt bij de politie Oost-Nederland en studeert momenteel af als forensisch recherchekundige. In een gezamenlijk project van de Nationale Politie, de Politieacademie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzoekt zij de mogelijkheden om greepsporen op gedragen kleding te visualiseren.

Het zichtbaar maken van vingersporen is niet nieuw. Forensisch onderzoekers hebben technieken om vingersporen zichtbaar te maken op ondergronden als glas, plastic en metaal. Maar naar het visualiseren van vingersporen op poreuze ondergronden als textiel, is tot nog toe weinig onderzoek gedaan, schetst Van Esch. “We willen niet alleen weten op welke manier je greepsporen zichtbaar kunt maken, maar ook of je die kunt onderscheiden van sporen van de drager van het kledingstuk.”

Zweetplekken

Daarom liepen bij het NFI in de afgelopen weken vaak mensen door de gangen met hetzelfde blanco shirt. Zelfs medewerkers die bekendstaan als modebewust kwamen voorbij in een toch wel slonzig ogend shirt. “Zij moesten de hele dag in het shirt rondlopen. Zo vormden zich hierop allerlei sporen. Niet alleen vingersporen, maar ook bijvoorbeeld zweetplekken”, licht Van Esch haar onderzoek toe.

“Aan het einde van de dag plaatsten we de greepsporen op de T-shirts: we hielden iemand dan 10 seconden lang op één plek vast. Dat herhaalden we vier keer, op verschillende plekken: op de linker- en rechterschouder, en bij de kraag, zowel de achterkant als de voorkant. Deze grepen simuleren veel voorkomende delictscenario’s: iemand bij de schouders van de fiets trekken en fysieke bedreiging door iemand in de kraag te vatten.”

Goud en zink

Van Esch onderzoekt verschillende methodes om de vingersporen zichtbaar te maken, laat ze in het laboratorium zien waar ze haar onderzoeken uitvoert. Eén van die technieken is het opdampen met een lijmsoort. Het dompelen in een chemische vloeistof is een andere visualisatiemethode waarvan Van Esch de waarde voor kleding onderzoekt.

Maar ook met goud en zink kunnen greepsporen zichtbaar worden gemaakt. “Goudatomen hechten zich aan het hele kledingstuk, terwijl de zinkatomen zich alleen hechten aan het gouden laagje zonder  de greepsporen. Dat levert een beeld op, waardoor deze sporen zichtbaar worden”, zegt Van Esch en verzekert:  “Uit eerder onderzoek weten we dat geen van de methodes destructief is voor het DNA.”

"Door de greepsporen zichtbaar te maken, kun je DNA heel gericht veiligstellen."

Traumatisch

Want daar is het uiteindelijk om te doen; het vaststellen van een zo goed mogelijk DNA-profiel. “Door de greepsporen zichtbaar te maken, kun je DNA heel gericht veiligstellen. Nu bemonsteren onderzoekers de kleding op plekken waar mógelijk contact is geweest. Dat gebeurt dan vaak op basis van verklaringen van slachtoffers of getuigen”, zegt Van Esch.

“Maar voor hen is het een traumatische ervaring en regelmatig kunnen zij niet precies de plek aanwijzen waar ze zijn vastgegrepen. Daardoor kan de verkeerde plek worden bemonsterd. Kun je de greepsporen zichtbaar maken, dan is de kans op een goede DNA-bemonstering veel groter.”

Van Esch verwacht haar onderzoek nog voor het einde van het jaar af te ronden. “De mogelijkheden om dit verder te implementeren zijn er. De politie en het NFI moeten kijken hoe dit in de praktijk verder uitgewerkt kan worden”, zegt vingersporendeskundige Marcel de Puit daarover.